In opdracht van Horsthoek Exploitatie BV te Heerde is door Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. in juni 2009 een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) uitgevoerd voor een aantal percelen aan de Poelweg te 's Heer Abtskerke (gemeente Borsele). Het veldonderzoek is uitgevoerd als een booronderzoek. Men is voornemens om ten zuiden van de Poelweg en ten noorden van de kern van 's-Heer Abtskerk een aantal percelen te (her)ontwikkelen. Voor de uitvoering van deze ontwikkelingen moet een ruimtelijke procedure worden doorlopen. Eén van de aspecten waaraan in dit kader aandacht moet worden besteed is archeologie. Dit als onderdeel van de Archeologische Monumenten Zorg (AMZ-cyclus), zie voor een toelichting op deze cyclus bijlage 2. Doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerd verwachtingsmodel. Doel van het inventariserende veldonderzoek is het toetsen van dit verwachtingsmodel en het formuleren van aanbevelingen voor de wijze waarop met eventueel aanwezige archeologische waarden dient te worden omgegaan. Op basis van het bureauonderzoek luidde de verwachting dat zich binnen het (grootste deel van) het plangebied een getijde-inversierug zou bevinden, en dat het oorspronkelijk aanwezige veen zou zijn geërodeerd. Het veldonderzoek heeft aangetoond dat binnen een klein deel van het plangebied een kreekinversierug aanwezig is. De top hiervan is niet verstoord, maar mogelijk wel afgetopt als gevolg van erosie. In tegenstelling tot de verwachting blijkt binnen het plangebied nog een vrijwel ongestoord veenpakket aanwezig; de top van dit veen is matig tot sterk veraard. Gezien de scherpe (abrupte) overgang en dikte is wel een deel geërodeerd. Relevant is echter ook het feit dat de zone met matig tot sterk veraard veen direct naast de aangetroffen kreekrug is gelegen. Dergelijke locaties zijn blijkens eerder aangetroffen vindplaatsen, geschikt geworden voor bewoning vanaf de Late IJzertijd tot en met de Vroege Middeleeuwen. Daarnaast werd verwacht dat ter plaatse mogelijk archeologische waarden aanwezig zouden kunnen zijn uit met name de Romeinse tijd, de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. Vondsten uit de Vroege Middeleeuwen en de periode van voor de Romeinse tijd konden niet worden uitgesloten. Dergelijke waarden zijn echter niet aangetroffen, maar de kleine boordiameter is niet geheel geschikt om dergelijke waarden te bevinden. Daarnaast geeft de aanwezigheid van een ongestoorde kreekinversierug en het sterk veraarde veen aanleiding om te denken dat dergelijke waarden wel aanwezig kunnen zijn. Vooralsnog moet dan ook de (middel)hoge verwachtingswaarde van het plangebied gehandhaafd blijven. Selectieadvies Op basis van het inventariserend (verkennende) veldonderzoek kan worden geconcludeerd dat de (middel)hoge kans op de aanwezigheid van intacte archeologische waarden binnen het plangebied gehandhaafd dient te worden is. Dit vanwege de aanwezigheid van een intacte kreek-inversierug en sterk veraard veen. De ervaring leert dat dergelijke zones naast een kreekrug geschikt waren voor bewoning vanaf de Late IJzertijd tot en met de Vroege Middeleeuwen. Het beleid van de provincie Zeeland schrijft in dergelijke gevallen voor dat indien de top van het Hollandveen intact is (dat wil zeggen veraard), een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven (IVO-P) dient plaats te vinden om eventuele archeologische waarden te inventariseren en te documenteren. De aanwezigheid van de genoemde kreekinversierug en veraard Hollandveen is des te meer reden voor een dergelijk onderzoek. Het beleid is er echter ook op gericht om eventueel archeologische waarden in-situ te behouden, indien dat mogelijk is (bijvoorbeeld door planaanpassing). Het is dan ook aan te bevelen dit gebied te ontzien. Indien geen verstoring van het Hollandveen zal plaatsvinden, zal archeologisch vervolgonderzoek niet nodig zijn. Op dit moment is het echter nog niet duidelijk waar precies gebouwd gaat worden en wat de geplande verstoringsdiepte zal zijn (de gemeente moet nog een planschets komen). Gezien de grootte van het plangebied zal het weinig uitmaken waar exact woningen gebouwd zullen worden, en aangenomen kan worden dat overal de graafwerkzaamheden tot zeker in het Hollandveen zullen reiken. Wij gaan er dan ook vanuit dat een proefsleuvenonderzoek noodzakelijk is in die zone waar matig tot sterk veraard veen is aangetroffen (boringen 1 t/m 4, 6, 8, 9 en 11). Conform de richtlijnen dient een dergelijk onderzoek een dekkingsgraad te hebben van 2,5 à 5 %. Dit houdt in dat circa 350 à 700 m2 dient te worden onderzocht. De putten dienen te worden aangelegd op de top van de kreekinversierug alsmede op de top van het veen. De putten zelf dienen verspringend te worden aangelegd, en een afmeting te hebben van 4 x 25 m. Eventueel kan de voorkeur van de provincie worden gevolgd; dat wil zeggen proefputten van 4 x 4 m. Het proefsleuvenonderzoek dient plaats te vinden binnen het grootste gedeelte van het gehele plangebied met uitzondering van het gebied rondom boringen 7 en 10 (een verstorende geul). Het selectieadvies luidt daarom als volgt: Selectieadvies Geadviseerd wordt om het plangebied door middel van proefsleuven dan wel proefputten te onderzoeken. Dit overeenkomstig de provinciale richtlijn. De implementatie van de bovenstaande aanbeveling (het selectiebesluit) is afhankelijk van het oordeel van het bevoegd gezag, in deze de gemeente Borsele (die wordt geadviseerd door de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) in de persoon van mevr. drs. I.M. van der Weide). Op 31 augustus 2009 heeft mevr. drs. I.M. van der Weide laten weten als adviseur van het bevoegd gezag akkoord te gaan met de aanbevelingen.