Het onderzoek heeft aangetoond dat er wel degelijk verschillen zijn met betrekking tot de mate van verstoring. Op locatie 1 werd de onderzijde van een vegetatiehorizont aangetroffen. Hier zijn zowel diepe als ondiepe sporen bewaard gebleven. Op locatie 2 was deze horizont niet meer aanwezig en zullen ondiepe sporen verdwenen zijn. Ingeschat is hier tot maximaal 0,2 m tot onder de oorspronkelijke horizont vergraven. Op alle twee de locaties werden archeologische resten aangetroffen. Het ging in beide gevallen voornamelijk om sporen uit de Bronstijd. De sporen horen waarschijnlijk bij de periferie van een of meerdere nederzettingen uit de (midden-) Bronstijd. Naast meerfasige efrgreppels, werden vertrapte banen of veesporen gevonden. De huisplaats(en) zullen zich vermoedelijk ten oosten van de onderzochte locaties bevinden. De aangetroffen vindplaatsen zijn als niet behoudenswaardig gewaardeerd. Aan de hand van de analyse van luchtfoto’s is vast komen te staan dat in ieder geval net ten westen en ten noorden van het terrein veel sporen uit de Bronstijd aanwezig zullen zijn. Hoogstwaarschijnlijk loopt dit spoorrijke gebied door aan de noordzijde van het plangebied. Of deze sporen nog intact zijn en wat de begrenzingen zijn van deze zone zal in de tweede fase van het inventariserend onderzoek met behulp van proefsleuven worden onderzocht.