Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied zich direct ten noordwesten van een bekende
vindplaats uit de periode Paleolithicum – Mesolithicum bevindt, die op een (dek)zandopduiking
ligt. Er zijn vondstmeldingen van vuurstenen artefacten direct naast het plangebied geregistreerd.
Het plangebied bevindt zich naar verwachting ook op of op de flank van deze zandopduiking. Voor
het plangebied geldt een hoge archeologische verwachting voor de periode Laat-Paleolithicum –
Neolithicum. Gedurende het Neolithicum – de Vroege Bronstijd is het plangebied bedekt geraakt
met veen en was het door natte omstandigheden slecht bewoonbaar. Op ontwaterd veen kan wel
bewoning hebben plaatsgevonden, maar hier zijn geen voorbeelden van bekend in de omgeving.
Ook zouden er (woon)terpen uit de periode Vroege Middeleeuwen – Late Middeleeuwen
aanwezig kunnen zijn. De verwachting hierop is middelhoog voor de periode Neolithicum – Late
Middeleeuwen. Op basis van topografische kaarten is het plangebied niet bebouwd geweest en
gelegen buiten bewoningskernen. Hierom geldt voor het plangebied een lage archeologische
verwachting voor de periode Nieuwe tijd.