BureauonderzoekLandschappelijk gezien ligt het tracé in het Oost-Nederlandse (dek)zandgebied. Geomorfologisch gezien wordt het tracé onderscheiden door (hoofdzakelijk) vlaktes van ten dele verspoelde dekzanden of löss afgewisseld met relatief hogere dekzandruggen en -welvingen. In het westen kunnen hoge, bruine enkeerdgronden voorkomen, in het centrum vlakvaaggronden en poldervaaggronden, geheel oostelijk veldpodzolgronden. Belangrijk is het feit dat het centrum van het tracé bestaat uit een onnatuurlijke verhoging van opritten van de snelweg A18 en een viaduct.Archeologisch gezien bestaan langs het tracé diverse bekende vindplaatsen, hoofdzakelijk oude boerderijplaatsen (waaronder Konings Hofstee en De Pakop). In het westen (rotonde) is een vindplaats uit Middeleeuwen reeds opgegraven. Deze vindplaatsen liggen alle net buiten het tracé zelf, dus de verwachting is dat deze bufferzones slechts zeer beperkt van invloed zijn geweest op het bodemarchief. Dit geldt ook voor een tankgracht uit de Tweede Wereldoorlog.Archeologische verwachtingOp basis van de resultaten is een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld. Langs het tracé zijn meerdere bekende archeologische vindplaatsen aanwezig, waarvan de bufferzone binnen het plangebied ligt. Daar geldt een hoge verwachting. Tevens geldt voor grofweg de westelijke helft van het tracé (Bievankseweg) een hoge verwachting, evenals een klein deel in het oostelijk deel (Pakopseweg). Voor de overige delen geldt een lage verwachting. Voor een uitgebreide, gespecificeerde verwachting wordt verwezen naar § 3.4.VeldonderzoekHet veldonderzoek bestond uit een verkennend booronderzoek. In totaal zijn op 31 oktober 2022 achttien boringen gezet in drie zones van het tracé, overeenkomstig met de delen waar een hoge verwachting gold en met uitzondering van die delen waar gestuurde boringen zijn gepland (vanwege de zeer beperkte verstoring). Er is geboord tot 1,2 meter beneden maaiveld, wat de maximale diepte van de geplande werkzaamheden is plus een 30 cm buffer.Op locatie Oost bestaat het (in het oostelijk deel) de natuurlijke bodem uit zandige klei en (in het westelijk deel) juist uit matig/fijn zand. Beide lijken te wijzen op een relatief nat milieu; respectievelijk Holocene, fluviatiele afzettingen en verspoeld dekzand. Op locatie Midden zijn de boringen ten oosten van de rotonde relatief onverstoord, met in de ondergrond zeer fijn zand, met daarin gedeeltelijk resten van planten, wortels en kleibrokken. Dit wijst eveneens waarschijnlijk op (ten dele) verspoeld dekzand. De boringen westelijk van de rotonde zijn (tot het einde van de boring) geheel verstoord. Op locatie west is, zoals verwacht, mogelijk (het restant van) een esdek aangetroffen. Deze is echter niet eenduidig te noemen. De natuurlijke bodem ter plaatse bestaat uit zeer fijn, lemig zand. In geen van de boringen zijn archeologische indicatoren aangetroffen, al was dit ook niet het primaire doel van het verkennend booronderzoek.
Date Submitted: 2023-11-06