In opdracht van Waternet heeft RAAP in januari 2020 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (karterend booronderzoek) uitgevoerd binnen het plangebied Plettenburg Zuid te Nieuwegein in de gemeente Nieuwegein. Het onderzoek vond plaats in het kader van een omgevingsvergunning. In een eerder stadium is een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) uitgevoerd (Conradi & Leuvering, 2019). Tijdens dat onderzoek zijn in een groot deel van het plangebied Plettenburg Zuid oeverafzettingen van de Wiersch stroomgordel aangetroffen. In veel gevallen was in de top van de oeverafzettingen een donkergrijze laklaag aanwezig. Op een vergelijkbaar niveau zijn op het bedrijventerrein Het Klooster recentelijk enkele grotere vindplaatsen uit de Swifterbantcultuur opgegraven, direct onder deze laklaag. Geadviseerd werd om het niveau met archeologische potentie in het plangebied nader te onderzoeken middels een karterend booronderzoek om na te gaan of er archeologische vindplaatsen aanwezig zijn in de top van de oeverafzettingen van de Wiersch stroomgordel. In overleg met de opdrachtgever en de bevoegde overheid werd besloten om rondom iedere transformator een zone van 500 m2 nader te onderzoeken middels een karterend booronderzoek. In het zuidelijke onderzoeksgebied is op grond van de resultaten van het karterend booronderzoek duidelijk sprake van een concentratie van indicatoren (zowel wat betreft diversiteit als aantal fragmenten houtskool en natuursteen) in de zuidelijke helft van dat deelgebied (boring 16, 17, 20, 21 en 22). In dit cluster van boringen ligt de laklaag in de oeverafzettingen van de Wiersch stroomgordel tussen 1,56 en 1,92 m -NAP. Hier bevindt zich een vindplaats, die gezien de ligging op de oever van de Wiersch stroomgordel vermoedelijk in het neolithicum dateert. In boring 16 en 17 zijn veruit de meeste indicatoren in het zeefresidu aangetroffen. Ten noorden van dit cluster boringen d uikt de laklaag verder weg naar een niveau beneden 2 m -NAP. In de noordelijkste twee boringen van het zuidelijke deelgebied (boring 12 en 18) liggen de klastische afzettingen van de Wiersch stroomgordel aanzienlijk lager en zijn de oeverafzettingen lateraal overgegaan in restgeulafzettingen. Hierdoor is deze vindplaats aan de noordzijde goed begrensd. In het noordelijke deelgebied is sprake van een concentratie van archeologische indicatoren (aardewerk, verbrand bot, houtskool en natuursteen) in monster 2, 3, 7, 8 en 9. Ook hier bevindt zich een vindplaats. Binnen dit cluster ligt de top van de oeverafzettingen van de Wiersch stroomgordel eveneens grotendeels boven 2 m -NAP. Alleen in de meest noordelijke boring van dit cluster (boring 2) ligt dit niveau op 2,05 m -NAP. Dit past in het beeld dat werd geschetst van de archeologische potentie van de Wiersch stroomgordel ter plaatse van het bedrijventerrein Het Klooster (Sprangers, 2019). Hier werd aan de afzettingen van de Wiersch stroomgordel die lager liggen dan 2 m -NAP een lage archeologisch verwachting toegekend. De vindplaatsen die tijdens dit onderzoek op de Wiersch stroomgordel in kaart werden gebracht lagen gemiddeld tussen 1,3 en 1,7 m -NAP. In het noordelijke deelgebied van het onderhavige onderzoek zijn in de noordelijkste twee boringen (boring 1 en 6) de oeverafzettingen lateraal overgegaan in komafzettingen. Hierdoor is deze vindplaats minder duidelijk begrensd dan die in het zuidelijk deelgebied.