De bodemopbouw binnen het onverstoorde deel van het onderzoeksgebied bestaat van boven naar onder uit het huidige maaiveld, een recent opgebrachte laag, twee lagen Dollardklei waarvan de onderste een sliblaag betreft, een veenlaag en het dekzand waarin zich plaatselijk een podzol heeft ontwikkeld ((dunne) E-horizont, B-horizont, C-horizont).Alleen aan de noordzijde van het onderzoeksgebied, langs de weg Bovenburen, is een klein aantal archeologische sporen aangetroffen. De sporen bestaan uit een aan het begin van de 21e eeuw dichtgegooide bermsloot van de weg Bovenburen (S902), een restant van ofwel een veenontginnings - ofwel eveneens een bermsloot van de weg Bovenburen (S2) en een grote (vermoedelijke tichel)kuil (S1). De datering van sloot S2 is niet goed duidelijk; de sloot staat niet aangegeven op de kadastrale minuut uit het begin van de 19e eeuw of op oudere of jongere kaarten. De bouwkeramiek die in de kuil is aangetroffen dateert uit de late middeleeuwen (14e/15e eeuw). De Dollardklei is waarschijnlijk aan het begin van de 15e eeuw ter plekke afgezet. De kuil lijkt daarom een aanwijzing te zijn dat men (vermoedelijk vanuit het hoger gelegen gebied ten westen of zuiden) vrij snel na het ontstaan van de oostelijke Dollardboezem het gebied weer in gebruik nam.