De gemeente Bernisse heeft vergevorderde plannen de akkerpercelen ten noorden van de Beeldsweg in Zuidland te ontwikkelen voor woningbouw. Het totale plangebied bedraagt 45 ha dat in minimaal twee fasen zal worden ontwikkeld. Advies- en Ingenieursbureau Oranjewoud BV heeft in het kader van een Artikel 19 WRO procedure (ruimtelijke onderbouwing bestemmingsplanwijziging) voor dit plangebied een archeologische vooronderzoek uitgevoerd, in eerste instantie bestaande uit een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen. Tijdens dit booronderzoek zijn in diverse boringen en aan het oppervlak archeologische indicatoren aangetroffen die wezen op twee vindplaatsen, waarvan minimaal één uit de Romeinse tijd. Geadviseerd is dan ook deze vindplaatsen in vervolg aangeduid als Vindplaats West en Vindplaats Oost door middel van een aantal proefsleuven nader te onderzoeken en te waarderen. De eerste fase van het proefsleuvenonderzoek is uitgevoerd in september 2006 en bestond uit een viertal sleuven met een totale lengte van ca. 380 m. Hierbij zijn ter plekke van Vindplaats West op een voormalige oeverwal diverse grondsporen uit de Romeinse tijd, waaronder een tweetal crematiegraven, aangetroffen. Om een beter inzicht te krijgen in met name de begrenzing en de conservering van Vindplaats West is in overleg met de gemeente Bernisse en het bevoegd gezag (provincie Zuid-Holland) besloten een vervolgonderzoek uit te voeren ter plaatse van de aan te leggen rioolsleuven. Deze tweede fase vond plaats in februari/maart 2007. Hierbij zijn nog eens drie sleuven aangelegd met een totale lengte van ca. 200 m. Vindplaats Oost valt buiten de eerste fase van de nieuwbouwplannen en eventueel vervolgonderzoek zal in een later stadium plaatsvinden. Het plangebied wordt doorsneden door een zuidwest-noordoost georiënteerde Duinkerke I-geul. Waar in de sleuven de oever van deze geul is aangesneden, zijn ook oeverwallen aangetroffen. Vindplaats West is voornamelijk geconcentreerd op de zuidelijke oeverwal. Op deze oeverwal zijn de resten blootgelegd van in elk geval één huisplattegrond. De datering van dit gebouw kan op basis van aardewerk in de eerste helft van de tweede eeuw na Chr. geplaatst worden. Ook in de andere sleuven waarin de zuidelijke oeverwal was gesitueerd, zijn sporen gedocumenteerd. Een deel van deze sporen, met name in WP 2, 3 en 6, kunnen met bewoning in de Romeinse tijd in verband gebracht worden, al dan niet gelijktijdig met de huisplattegrond. Naast bewoningssporen zijn zowel gedurende de eerste en tweede fase op de zuidelijke oeverwal ook sporen van begraving aangetroffen. Het gaat hierbij in totaal om vier grafkuilen met crematieresten, drie brandkuilen en vier (verspoelde) brandplekken. De datering van de graven is later dan de huisplattegrond, namelijk vanaf het vierde kwart van de tweede eeuw tot in eerste helft van de derde eeuw na Chr. De conservering van Vindplaats West als geheel en van de sporen en vondsten afzonderlijk is goed. Dit in combinatie met de ruimtelijke samenhang van bewoningssporen en funeraire sporen maken deze vindplaats behoudenswaardig. Daar Vindplaats Oost met nog maar één sleuf is onderzocht, zal hier, wanneer de ontwikkeling van de oostelijke helft van het plangebied aan de orde is, eerst een aanvullend, waarderend sleuvenonderzoek noodzakelijk zijn.
