Binnen het plangebied achter de Oude kerk in Zoetermeer is in 2019 nieuwbouw gerealiseerd. Vooraf was uit archeologisch vooronderzoek gebleken dat er binnen het onderzoeksgebied een hoge verwachting gold op het aantreffen van archeologische sporen uit de middeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd. Meer specifiek ging het daarbij om sporen van eventuele voorgaande bouwfasen van de kerk en van graven uit de middeleeuwen en Nieuwe tijd. Daarnaast was het mogelijk dat rondom de kerk sporen uit de Tachtigjarige oorlog aanwezig zouden zijn (het beleg van Leiden in 1573-1574), zoals verschansingen, een brandlaag of wapentuig.De geplande graafwerkzaamheden zouden mogelijk de te verwachten archeologische resten vernietigen: in de eerste fase bij het uitgraven van recente graven en grafkelders (uit de periode na 1866); in de tweede fase bij het uitgraven van de sleuf voor de fundering van de nieuwe aanbouw. Voorafgaand aan het onderzoek was onduidelijk of ter plekke archeologische resten nog aanwezig zouden zijn. Daarom heeft de gemeente in het vergunningstraject besloten dat de graafwerkzaamheden onder archeologische begeleiding uitgevoerd moesten worden (KNA-protocol 4004).Tijdens het archeologisch onderzoek van de eerste fase, het uitgraven van graven en grafkelders, zijn diverse recente sporen aan het licht gekomen. Het gaat hierbij voornamelijk om recente graven uit de periode na 1866. Deze zijn in principe tot de geplande bouwdiepte van -1,02 m NAP geruimd. Voor de volledigheid is bij enkele diepere grafkelders ook de onderste vulling op de grafbodem (ca. -1,30 m NAP), geborgen. Na het ruimen van alle graven is al het menselijk skeletmateriaal elders herbegraven. De graven en grafkelders blijken in diverse ophogingslagen ingegraven. Deze lagen bevatten veel bouwpuin en los menselijk skeletmateriaal. Er zijn geen duidelijke oudere sporen in aangetroffen. De ophogingslagen zijn in het recente verleden vaak geroerd tijdens (her)begravingen en het ruimen van graven. Vondstmateriaal uit de onderste ophogingslaag doet een datering in de tweede helft van de 19e eeuw vermoeden; enkele mogelijk oudere vondsten (uit de 18e eeuw) zijn vermoedelijk uit oudere, onderliggende lagen opgespit.Er zijn tijdens het onderzoek van de eerste fase geen aanwijzingen gevonden voor oudere archeologische sporen of structuren (uit de periode voor 1866). Mogelijk bevinden deze zich nog op een grotere diepte of op andere locaties in en rondom de kerk. Bij toekomstige werkzaamheden rondom de kerk kan ervan uitgegaan worden dat het terrein waarbinnen het oude kerkhof momenteel is gelegen tot op een diepte van -1,02 m NAP (en lokaal, ter hoogte van de diepe grafkelders, tot 1,30 m – NAP) zwaar is verstoord door toedoen van (her)begraving en grafruiming in de tweede helft van de 19e en 20e eeuw. In overleg met het bevoegd gezag is dan ook besloten om de archeologische begeleiding aan het eind van de eerste fase af te ronden en in de volgende fase van het project, het uitgraven van de funderingssleuf en bijbehorende leidingen, geen archeologische begeleiding toe te passen, omdat deze niet dieper dan -1,02 meter NAP zouden reiken.