Tussen 23 maart en 3 april 2018 werd een archeologisch onderzoek uitgevoerd binnen het plangebied Voorstad 16 – Oostsingel 170-172 te Goes (gemeente Goes). Binnen dit plangebied werd een nieuw appartementsgebouw gerealiseerd. De totale oppervlakte van het plangebied besloeg ongeveer 905 vierkante meter.Voorafgaand, eigenlijk reeds in 2007, is een archeologisch bureauonderzoek met boringen uitgevoerd binnen dit plangebied. Toen werd, onder de recente toplaag, een cultuur- en ophooglaag gevonden, waarin zich resten uit de late middeleeuwen of nieuwe tijd konden bevinden. Dit resulteerde in een hoge verwachting voor deze periode en een advies tot vervolgonderzoek.Dit vervolgonderzoek is uitgevoerd in de vorm van een opgraving – variant archeologische begeleiding. De hoge archeologische verwachting werd bevestigd. Niet enkel de geschetste bodemopbouw uit het vooronderzoek ligt in lijn met de vastgestelde resultaten uit de begeleiding. Tijdens dit onderzoek werden tevens verschillende resten gevonden die gerelateerd kunnen worden aan bewoning die hier vanaf de tweede helft van de 17de eeuw heeft gestaan. Oudere, laatmiddeleeuwse resten zijn niet gevonden. Wel werd in het oostelijk deel van het plangebied een gedempte sloot of watergang gedocumenteerd. Deze had een houten beschoeiing en liep min- of meer parallel met de huidige Kamperfoeliestraat. Het hout van de beschoeiing en aardewerk uit de vulling situeren de aanleg van deze sloot ergens in de late 16de/of vroege 17de eeuw.De resten van bewoning bestaan in hoofdzaak uit ronde waterputten, die te dateren zijn in de latere 17de eeuw en rechthoekige waterkelders, die iets jonger zijn, wellicht 18de- of 19de-eeuws. Beide spoortypes kenmerken zich door hun min of meer gelijkaardige constructiewijze en hun materiaalgebruik. De ronde putten bestaan uit een ronde bakstenen mantel van circa 1 meter diameter boven op opeengestapelde houten tonnen of vaten. De bakstenen hiervoor gebruikt lijken een type van, of alleszins afgeleid van het IJsselsteen-type. Het hout de tonnen is wellicht uit Oost-Europa afkomstig. De kelders zijn qua vorm uiteenlopender, maar zijn met gelijke technieken en materialen vervaardigd. Typisch zijn de houten roostering onder de kelder, de dikke vloer en het tongewelf.Daarnaast troffen we ook de resten van een houten ton gevuld met menselijke uitwerpselen aan, naast ander gebruiksafval. Analyse van dit afval geeft een beeld van de het voedselpatroon en de woonomstandigheden van de bewoners van deze buurt en het algemeen milieu in de tweede helft van de 17de eeuw. Het voedsel en de gebruiksvoorwerpen wijzen in de richting van een eenvoudige, doch zeker geen arme leefomstandigheden, waarbij ook enkele duurdere voorwerpen en etenswaren konden worden aangeschaft. Tegen de verwachting in – de Voorstad wordt gezien als een ambachtelijke zone direct buiten de stad – zijn geen sporen van beroepsactiviteiten gevonden, noch in de vulling van de sloot, noch in de vulling van de beerput, noch in de onderste vullingen van de waterputten. Het algemene beeld wijst eerder in de richting van (sier)tuinen. Dat we hier op de achtererven zitten is duidelijk. De woningen, waartoe de gevonden sporen hebben behoord, zijn immers nu te situeren onder de huidige weg. Deze werd namelijk aanzienlijk verbreed in de jaren ’60 van de vorig eeuw, waardoor de rooilijn in noordelijke richting opgeschoven is. Enkele woningen, blijkens foto’s uit die tijd, vertonen overigens nog de stijlelementen van de architectuur uit de late 17de of 18de eeuw. Met het verdwijnen van deze huizen werden ook de resterende putten en kelders opgevuld en/of deels gesloopt.Hiermee wordt meteen de archeologische waarde van de Voorstad aangeduid. Het is geografisch buitenstedelijk gebied, door zijn ligging minder onderhevig aan grootschalige verstoring, met historisch stedelijke kenmerken.