Markermeer, waarderend onderzoek van scheepswrak NCN 30430, gemeente Lelystad

DOI

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) heeft in het kader van het Programma Maritiem Erfgoed Nederland een Opwater-survey laten uitvoeren in het deel van het Markermeer dat bekend staat als het Hoornse Hop. Een van de doelen was het opsporen van relicten van de ‘Slag op de Zuiderzee’ in 1573. Ondanks dat het Programma Maritiem Erfgoed zelf in 2021 is afgesloten, worden de voornaamste doelen ervan en een aantal uitvoerende werkzaamheden in de komende jaren voortgezet. Twee van die doelen zijn het maken van inventarisaties van vindplaatsen onder water en verdere kennisvorming omtrent het aanwezige maritiem erfgoed in de Nederlandse wateren.

Een van de wraklocaties die tijdens de survey in het Hoornse Hop is aangetroffen betreft wrak NCN 30430. Het wrak bevindt zich aan de oostelijke rand van het Hoornse Hop, binnen de gemeentegrens van Lelystad. De kenmerken van het wrak op de multibeamgegevens, en de afdekking met sediment, deden vermoeden dat het hier om een relatief oud wrak zou gaan. Om een beter inzicht te krijgen in de leeftijd en het archeologisch belang van deze vindplaats is besloten tot een waarderend onderzoek. Het onderzoek, uitgevoerd door een archeologisch team van Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie, Baars-CIPRO, en MSDS Marine, heeft plaatsgevonden van 20-09-2022 – 23-09-2022 en op 04-10-2022. Wegens slecht weer (meer dan windkracht 5) kon er in de aansluitende week (26-09-2022) niet worden gedoken.

De primaire doelstelling van het onderzoek was een KNA-conforme waardestelling van het wrak om te komen tot een goed onderbouwd selectieadvies. Hierbij dienden tevens de vrij te leggen delen van het wrak volledig gedocumenteerd worden om de aanwezige informatie vast te leggen, die van belang is voor de kennisvorming over het schip en zijn archeologische en historische context. Deze informatie is vervat in scheepsresten, vondsten en monsters.

De centrale RD-coördinaten van het wrak betreffen 138851 / 506761 en het wrak zelf bevindt zich op gemiddeld 3,7 m diepte. Het wrak is 11,92 m lang en ongeveer 4 m breed. De exacte maximale breedte kon niet worden bepaald. Het wrak ligt lengtewijs schuin weggezakt in de waterbodem, met een slagzij van ongeveer 45 graden. De noordelijke helft steekt boven de waterbodem uit en de zuidelijke helft is bedekt met een zand en kleilaag van plaatselijk meer dan 2 m dikte. Bij het sonderen is in dit gedeelte geen hout aangeprikt en ook bij het aanleggen van de putten kon de diepte van de romp niet worden bepaald. De boringen die in dit deel van het wrak zijn gezet (tot 2 m diep in de waterbodem) hebben ook geen hout geraakt, maar eindigden op een dikke, compacte veenlaag. Het is dus niet duidelijk geworden hoeveel van de zuidelijke scheepsromp en eventuele lading en/of inventaris nog feitelijk aanwezig is.

In totaal zijn drie opgravingsputten gegraven, elk van 2 m breed. Hierbij zijn de volledige voor- en achtersteven blootgelegd (put 3 en put 1). De achtersteven in put 1 heeft een vingerling, waardoor meteen bevestigd kon worden dat dit inderdaad de achtersteven betrof. Put 2, tussen 1 en 3 in, is voor de helft vrijgelegd. Omdat het wrak in een hoek van ongeveer 45 graden is gekanteld, was de zand- en kleilaag te dik om volledig bloot te leggen in de beschikbare tijd. In put 2 is wel de mastvoet aangetroffen.

Het wrak is oost-west georiënteerd, met de voorsteven in het oosten. Het wrak is bij de voorsteven minder intact dan bij de achtersteven, Rond de voorsteven zijn veel losse onderdelen aanwezig, die niet altijd te definiëren zijn. Het gedeelte nabij de mastvoet was grotendeels intact, totdat hier tijdens de onderbreking van het onderzoek met een anker doorheen is gesleept, waardoor onderdelen uit verband zijn gehaald. Het lijkt er niet op dat er meer dan 2 m buiten het wrak nog scheepsresten aanwezig zijn.

In totaal zijn drie houtmonsters genomen ten behoeve van dendrochronologisch onderzoek. Twee monsters konden worden gedateerd. Het eikenhouten schot (V013, koeienlabel 002) komt uit een boom met twee stammen. De jongste datering is 1585. Echter is een correctie nodig omdat het spinthout mist. Hierdoor is uitgekomen op een kapdatum van na 1609. Het tweede monster betrof een grenen schot met een datering van na 1654. De wankant van het schot ontbreekt, waardoor het onderzoek enkel het vroegst mogelijke kapjaar van de boom heeft kunnen vaststellen. Het is onbekend hoeveel jaarringen ontbreken, dat kunnen er enkele tot tientallen zijn. Eventueel zou de het schot dus ook nog in het begin van de 18e eeuw kunnen dateren. Een datering in de 2e helft van de 17e eeuw lijkt echter het meest aannemelijk. Op basis van de algemene kenmerken doet het wrak denken aan een schuit of een ander punterachtig type. De kenmerken van het wrak zijn:

•Overnaadse gebouwde huid; •De platte, karveel gebouwde bodem; •Het lancetvormige bovenaanzicht; •De lengte-breedte verhouding; •De vrij scherp toelopende rechte stevens; •De aanwezigheid van een dek of plecht1; •De vrij ver voorin geplaatste mast; •De schotten.

Punterachtige schepen werd vanaf de late middeleeuwen tot het begin van de 20e eeuw voor veel verschillende doeleinden gebruikt. Ze verzorgden het vervoer over wateren die voor de grotere binnenvaartschepen niet of moeilijk bevaarbaar waren. Varianten van het type zijn vaker aangetroffen in het voormalig Zuiderzeegebied.

Advies De fysieke kwaliteit van het wrak wordt beoordeeld als ‘hoog’. De gaafheid van het schip is – voor zo ver vastgesteld - weliswaar niet optimaal vanwege een aantal beschadigingen en het feit dat de stuurboordzijde zich aan de waarnemingen onttrekt, maar voor het overige lijkt het schip tot het niveau van het dek goed bewaard. De conservering van de aanwezige scheepsdelen is daarnaast goed te noemen.

Op basis van alleen de fysiek kwaliteit, met een gezamenlijke score van 5 punten, kan de vindplaats in principe al als behoudenswaardig worden aangemerkt. Daarnaast is ook de inhoudelijke kwaliteit bepaald. De zeldzaamheid van - qua constructie vrijwel intacte wrakken voor de binnenvaart uit de 17e eeuw - mag als gemiddeld beoordeeld worden. Gezien de – met een voorbehoud voor de diepere delen van het schip - geringe hoeveelheid vondstmateriaal is de informatiewaarde wellicht niet optimaal en wordt daarom als gemiddeld beoordeeld. De ensemblewaarde waarde is eveneens als gemiddeld beoordeeld, aangezien het wrak, zo ver bekend, geen deel uitmaakt van een grotere (historische) gebeurtenis, zoals de Slag op de Zuiderzee, of een andersoortig vondstcomplex. Onder representativiteit wordt verstaan hoe kenmerkend of typerend de vindplaats is voor de bewoningsgeschiedenis van zijn omgeving. Deze wordt als zeer kenmerkend beoordeeld.

Alles tezamen is het wrak dus zeker behoudenswaardig. Vestigia adviseert om het wrak te blijven monitoren door middel van hydrografisch onderzoek (multibeam onderzoek) om zo de fysieke toestand, en eventuele achteruitgang van het wrak te kunnen beoordelen. Biologische afbraak zou geen grote bedreigingen moeten vormen wanneer het wrak in situ wordt bewaard. Wel bestaat er een kans dat duikers of schepen met ankers of netten het schip beschadigen.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/AR/1UBEL0
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/AR/1UBEL0
Provenance
Creator Schoute, N.; Hessing, W.A.M; Neet, A.L.; Dijkstra, G.R.; Wijshake, E.; Polakowski, M.
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor Schoute, N.
Publication Year 2024
Rights CC-BY-SA-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0
OpenAccess true
Contact Schoute, N. (Vestigia B.V.)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf
Size 84396166
Version 1.0
Discipline Humanities
Spatial Coverage Markermeer