In opdracht van Ruimte voor Ruimte Limburg heeft RAAP in januari en februari 2020 een karterend booronderzoek met profielputjes uitgevoerd in plangebied Mobilisatieterrein teWeert. Het plangebied bestaat enerzijds uit zones waar gebouwen en verhardingen gesloopt zijn, en anderzijds uit bospercelen. Het onderzoek had tot doel eventuele vindplaatsen op te sporen en indien mogelijk te begrenzen en waarderen.In eerste instantie werden verspreid over het plangebied 25 profielputjes gegraven om de bodemopbouw in kaart te brengen en om te kijken of vondstmateriaal (vuursteen) in intacte bodemlagen aanwezig is. De profielputjes konden alleen aangelegd worden ter hoogte van gesloopte gebouwen en verhardingen. Juist hier bleek de bodem erg verstoord, waardoor het verder aanleggen van profielputjes en reguliere proefsleuven op de beschikbare plekken niet meer zinvol werd geacht. Daarom werd tijdens een werkoverleg op locatie waarbij opdrachtgever, adviseur van het bevoegde gezag en RAAP aanwezig waren, besloten in eerste instantie de bodemopbouw in het hele plangebied beter in kaart te brengen. Bij intacte boringen werd het opgeboorde materiaal ook gezeefd om te kijken of er vondsten aanwezig zijn. De redelijk intacte zones bleken te liggen in de bospercelen, waar nader gravend onderzoek vanwege de dichte begroeiing niet mogelijk was. Daarom werd gekozen voor een verdere aanpassing van de onderzoeksmethode. Hier werd ervoor gekozen om in de zones met redelijk intacte profielen karterende boringen in een grid van 10 m bij 8 m te zetten teneinde eventuele vuursteenvindplaatsen op te sporen. In totaal werden 314 karterende boringen gezet. Uit het onderzoek is gebleken dat de ondergrond bestaat uit dekzand waarin zich een veldpodzolgrond heeft ontwikkeld. Zeer plaatselijk, in de allerhoogste delen van het plangebied, is sprake van een haarpodzol. In het centrale en westelijke deel van het plangebied zijn de meeste intacte profielen aangetroffen, langs de zuidoostelijke rand zijn de profielen het sterkst afgetopt en verstoord. Bovenop het dekzand is regelmatig sprake van stuifzand. Soms dekt dit de hele podzol af, soms was de podzol vóór afdekking met stuifzand al verstoven en rustte het stuifzand op de lichtgele C-horizont van het dekzand. Naast stuifzand werden recente ophogingen die met de bouw van het mobilisatiecomplex in de jaren 1950 te maken hebben regelmatig in de boringen waargenomen.Tijdens het onderzoek zijn geen archeologische resten aangetroffen. In enkele boringen werden weliswaar verdachte vuursteensplinters aangetroffen, maar uit aanvullende boringen is gebleken dat hier geen vuursteenconcentraties liggen. De vuurstenen splinters komen altijd voor op plekken waar ook gebroken natuursteen (split) in recente ophooglagen of aan het maaiveld voorkomt. Het vuursteen kan ook bij dit gebroken grind gerekend worden.Aanwijzingen voor kampementen uit de steentijd zijn niet aangetroffen. Karterend booronderzoek is echter niet de geschikte methode om (alle soorten) vindplaatsen van na de steentijd op te sporen. Voor deze jongere vindplaatsen is in het plangebied echter sprake van een lage gaafheid vanwege de vele recente verstoringen, zodat ook geen (waardevolle of gave) vindplaatsen uit de perioden na de steentijd verwacht worden. Het wordt derhalve geadviseerd het plangebied vrij te geven.
Date: 2020-01-22