Kasteel Etzenrade & Hoeve De Tombe te Jabeek; IBA-kandidaatproject ‘Beleefbaar maken van het Verwoeste Kasteel Etzenrade’, gemeente Onderbanken; archeologisch onderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek

DOI

Het onderzoeksgebied Verwoeste Kasteel Etzenrade is onderdeel van een grotere gebiedsontwikkeling, waar renaturatie van de Rode Beek samen moet gaan met het verbeteren van de toeristisch recreatieve en educatieve kwaliteiten van het gebied. Om het Verwoeste Kasteel Etzenrade weer beleefbaar te maken, is het onderzoeksgebied geselecteerd als kandidaat IBA-project. In opdracht van de gemeente Onderbanken heeft RAAP in de loop van 2016 een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd, met als doel voldoende informatie te verzamelen over de cultuurhistorische en archeologische waarde van het gebied, om concreet invulling te kunnen geven aan een inrichtingsplan voor het Verwoeste Kasteel Etzenrade.AanpakHet archeologisch onderzoek bestond uit een gefaseerd onderzoek. Allereerst is een bureauonderzoek uitgevoerd, waarin aan de hand van bestaande bronnen informatie is verzameld over de aard en omvang van de in het gebied verwachte cultuurhistorische relicten. Vervolgens is een stapsgewijs veldonderzoek uitgevoerd, bestaande uit een landschappelijk booronderzoek, een karterend booronderzoek gericht op hoeve de Thombe en een geofysisch onderzoek in combinatie met een verkennend booronderzoek naar de grachten en het binnenterrein van het kasteel en de veronderstelde Romeinse weg.BureauonderzoekUit het bureauonderzoek is gebleken dat het plangebied ligt op de noordrand van het lössplateau van Doenrade, op de overgang naar het dal van de Rode Beek, waarlangs de oudste middeleeuwse ontginningen in deze omgeving liggen. Op het plateau komen met name plaatsnamen eindigend op -rade voor, die verwijzen naar het rooien van bos toen in de volle middeleeuwen het plateau voor agrarisch gebruik geschikt werd gemaakt. Etzenrade zelf wordt voor het eerst in 1135 in de bronnen vermeld. Op een kaart uit 1573 staat Etzenrade met een kasteelsymbool afgebeeld. Het goed was een zogenaamd ‘groot leen’ van Valkenburg. De aanwezigheid van een kapel wijst op een zekere status van het gebouw en zijn gebruiker, evenals de koppeling met de Etzenrader Mühle. De hier gelegen beekpassage van de Rode is waarschijnlijk een oude. Nabij de beekovergang is in 1956 een houtconstructie aangetroffen, mogelijk met een Romeinse datering. Dit in combinatie met enkele waarnemingen op het AHN2 (langgerekte terreinverhogingen) en het vermoeden dat de route Aken–Xanten ergens tussen Heerlen en Tüddern de grens passeerde, doet vermoeden dat in het plangebied mogelijk een Romeinse weg aanwezig kan zijn. Op de Ferrariskaart uit de periode 1771-1777 is geen kasteel meer te herkennen. Wel staat hierop afgebeeld het ‘Huijsken’, met daarachter een rechthoekig grachtcomplex met twee eilanden. Het is uit de historische bronnen niet eenduidig op te maken op welk eiland het kasteel heeft gestaan. Het verdween vermoedelijk al voor de 18e eeuw grotendeels, doch in ieder geval voor 1719, het jaar waarin wordt geschreven over de verwoesting van de kapel van kasteel/huis Etzenrade. Op de Ferrariskaart staat ten oosten van het Etzenrader Huuske, op de voormalige gemeentegrens van Jabeek en Schinveld, een hoeve ‘De Tombe’ aangeduid. De hoeve zou in de Franse tijd zijn afgebrand. Op basis van het bureauonderzoek is er noch voor grachten, noch voor een kasteel als voorganger van De Tombe enig bewijs te vinden. Het was waarschijnlijk een grote hoeve, waarvan er in de omgeving wel meer lagen.VeldonderzoekUit het landschappelijk booronderzoek is gebleken dat het zuidoostelijke deel van het plangebied zich kenmerkt door bergbrikgrond in zandige leem (löss). De bodem is hier vanwege de ligging op de steile helling geërodeerd. Verder onderaan de helling is als gevolg van de erosie zelfs sprake van vaaggronden. Aan de voet van de helling is het afgespoelde materiaal als colluvium aangetroffen. Vanaf de voet van de helling strekt zich vervolgens een 200 meter brede, met veen en beekafzettingen gevulde vlakte uit tot aan de huidige loop van de Rode Beek. Het (plaatselijk meters dikke pakket) veen kenmerkt zich door duidelijke planten- en houtresten en is daarom geïnterpreteerd als bosveen, ontstaan door de ophoping van afgestorven planten en bomen in een broekbos dat ooit het gehele beekdal begroeid moet hebben.De metingen van het geofysisch onderzoek laten op het kasteelterrein een afwisseling zien van een hoge weerstand op het binnenterrein en een lagere weerstand waar zich de grachten bevinden. Middels het booronderzoek zijn deze resultaten verder verfijnd. Ondanks de complexe en zeer variabele bodemopbouw is op hoofdlijnen goed inzicht verkregen in het onderscheid tussen de natuurlijke afzettingen, grachtvullingen en binnenterreinen. Op kaartbijlage 2 is in enkele dwarsraaien inzicht gegeven in (1) de landschappelijke basis met natuurlijke afzettingen (beekleem en veen) en colluvium, (2) de grachten die daarin zijn uitgegraven en de verschillende pakketten waarmee die vervolgens zijn opgevuld en (3) de opbouw van de binnenterreinen die door de grachten worden omsloten. In tegenstelling tot op het noordelijke eiland zijn op het zuidelijke eiland puinresten aangetroffen, zodat vermoedelijk hier het kasteel heeft gestaan.Om inzicht te krijgen in de aanwezigheid van een Romeinse weg op twee tijdens het bureauonderzoek vastgestelde kansrijke locaties, is ook een combinatie van geofysisch en booronderzoek uitgevoerd. Dit heeft echter geen inzicht opgeleverd in de aanwezigheid van een eventueel weglichaam. Vanwege het aanwezige veen was na het landschappelijk booronderzoek al onwaarschijnlijk dat de weg zou bestaan uit een oppervlakkige grindlens. Het zou dan eerder om ‘dammen’ (grondlichamen) gaan, gefundeerd op de vaste ondergrond. Bij het booronderzoek zijn echter alleen oppervlakkige leemdekken aangetroff en. Op de oostelijke locatie kan deze in verband gebracht worden met een recent weglichaam, aangebracht om de hooilanden in het dal van de Rode Beek te ontsluiten. Op de westelijke locatie betreft het waarschijnlijk echter een pakket colluvium.Om hoeve de Tombe op te sporen, zijn 18 karterende boringen gezet, op basis waarvan de aanwezigheid van de hoeve niet kon worden bevestigd, noch ontkracht. Puinlagen of baksteenconcentraties die duiden op de aanwezigheid van muur- of funderingsresten zijn niet aangetroffen, zodat mag worden aangenomen dat deze op de onderzochte locatie niet aanwezig was. Tegelijkertijd zijn wel voldoende indicatoren (verbrande leem, houtkool, aardewerk, etc.) aangetroffen, die duiden op menselijke activiteit in deze zone. Op basis van een luchtfoto van kort na de Tweede Wereldoorlog, waarop een vierkante verkleuring in het veld is te zien, is gebleken dat de hoeve waarschijnlijk fractioneel zuidelijker lag, onder de huidige Kneikuilerweg/Parallelweg. De resten van de hoeve zijn bij de aanleg van het wegtalud waarschijnlijk vergraven.ConclusiesIn het algemeen is geconcludeerd dat de logische opeenvolging van bureauonderzoek, landschappelijk booronderzoek, geofysisch onderzoek en karterend booronderzoek veel informatie heeft opgeleverd over de omvang en verschijningsvorm van het verdwenen kasteel Etzenrade. Het onderzoek heeft veel vragen opgelost. Zo zijn de grenzen van de grachten beter in kaart gebracht en is gebleken dat het kasteel waarschijnlijk het zuidelijke eiland stond. Maar er zijn ook nieuwe vragen opgeworpen, bijvoorbeeld over de fasering van de grachtopbouw. Voorts is gebleken dat resten van hoeve de Tombe niet meer in het gebied hoeven te worden verwacht. Deze zijn vergraven met de aanleg van de Kneikuilerweg en Parallelweg. Wat betreft de Romeinse weg is geconcludeerd dat deze niet ligt op de plekken waar op het AHN een lineaire verhoging te zien was. Dat wil echter niet zeggen dat de weg niet elders in het plangebied kan liggen, bijvoorbeeld afgedekt onder een pakket colluvium, of ingebed in het veen, zodat de weg niet aan het maaiveld traceerbaar is.Het onderzoek heeft voldoende gegevens opgeleverd om het verloop van de grachten aan het maaiveld te visualiseren. Bovengronds is er weinig dat aan het voormalige kasteel Etzenrade doet herinneren. Het geoefende oog herkent in de lichte golvingen de binnenterreinen, omzoomd door de voormalige grachten. Onder de meest recente opvullingslagen (waarmee het maaiveld is genivelleerd ten behoeve van de landbouw) is het reliëf echter al een stuk uitgesprokener. Op basis van het uitgevoerde onderzoek lijken de grachten goed bewaard en is het onderscheid met de hogere binnenterreinen goed te maken. Minimale ontgraving en accentuering aan het maaiveld maken het al mogelijk om de bezoekers aan het gebied een hint te geven om het verhaal van de plek te achterhalen. Om waterberging te realiseren, zal echter dieper moeten worden ontgraven. Daarbij bestaat er echter een grotere kans op het verstoren van de archeologisch waardevolle grachtvulling.

Date: 2016-09-06

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zgx-udyf
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-zgx-udyf
Provenance
Creator G.R. Ellenkamp; L.J. Keunen
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor M.C. Diepeveen; X.C.C. van Dijk (RAAP); M. Ruijters (RAAP); G. Zielman (RAAP); M. Janssen (RAAP); W. de Baere (RAAP); RAAP
Publication Year 2018
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact M.C. Diepeveen (Raap bv)
Representation
Resource Type Dataset
Format text/xml; text/csv; application/octet-stream; application/pdf
Size 16620; 15499; 23193; 68006; 717684; 835497; 403106; 468348; 314578; 367494; 859423; 1006210; 57877; 175993; 286012; 88104; 7927; 7311
Version 2.0
Discipline Humanities