Archeologisch onderzoek op vier verschillende locaties.Aanbeveling met betrekking tot plaggen:Hooghalen-Heuvingerzand, bosvak 98: plaggen is ongewenst rond de dekzandrug en het noordelijk deel van de pingoruïne inclusief de aanwezige ringwal. Het overblijvende deel van het terrein kan het plaggen uitgevoerd worden.Galle Griet: Op het meest westelijke deel van het terrein is plaggen tot 10 cm mogelijk, waarna er een archeologische veldkartering moet plaatsvinden. In het overige deel van het terrein kan het plaggen uitgevoerd worden.Noordzijde Scheebroek: Gezien de opbouw van het bodemprofiel en de nabijheid van het terrein met veel archeologische vondstmeldingen, is het niet gewenst hier dieper dan 20 cm beneden maaiveld te plaggen. Of het uitgraven van de poel in het oostelijk deel van het terrein kan worden uitgevoerd, kan pas bepaald worden als er paleobotanisch onderzoek heeft plaatsgevonden naar het humeuze zand, speciaal naar het sterk humeuze, uiterst fijne zand van boring D28.Oudemolen, bosvak 306: Een klein laag gelegen deel van het onderzoeksterrein kan normaal geplagd worden. Het overige deel van het terrein vertoont een bodemopbouw, waarbij het zand ondieper, al vanaf 18 cm beneden maaiveld, aanwezig is. Ook gezien de hogere ligging en de ligging nabij de grafheuvel, is het ongewenst om dit deel van het terrein diep te plaggen. Tot 10 cm beneden maaiveld is het mogelijk om te plaggen, indien dit gevolgd wordt door een archeologische veldkartering.
Date: 2002