Uit het vooronderzoek bleek dat op twee plekken van de toekomstige A12 BRAVO sprake was van vindplaatsen. Deze vindplaatsen leken te worden bedreigd door de geplande werkzaamheden. Daarom werd voor beide vindplaatsen vervolgonderzoek geadviseerd in de vorm van een archeologische begeleiding. Uiteindelijk bleek er alleen op vindplaats 2 sprake te zijn van ingrepen in de bodem, namelijk bij de aanleg van een duiker in een bestaande sloot. Binnen de overige delen van vindplaats 2 en binnen vindplaats 1 vonden verder geen bodemingrepen plaats. De archeologische begeleiding heeft daarom alleen plaatsgevonden bij de aanleg van de duiker binnen vindplaats 2.Bij de archeologische begeleiding werden geen grondsporen aangetroffen (m.u.v. verstoringen door de recente sloot). Wel werden twee cultuurlagen aangetroffen. De onderste cultuurlaag -ontstaan in komafzettingen- bevindt zich direct op het veen en bestaat uit komafzettingen met puinspikkels, aardewerk en humus. Deze laag dateert vanaf de 8e eeuw. De tweede cultuurlaag bevindt zich direct op de eerste en is ontstaan in oeverafzettingen. Ook deze laag heeft puin en aardewerk opgeleverd. Deze scherven kunnen tussen de 10e en 12e eeuw worden gedateerd.Op basis van het aantreffen van beide cultuurlagen kan worden gesteld dat er in de omgeving van de aangelegde duiker vrijwel zeker rekening houden moet worden met vindplaatsen die dateren tussen de 8e en de 12e eeuw. De bestaande archeologische verwachting voor de omgeving van het plangebied kan derhalve dan ook gehandhaafd blijven Met deze begeleiding is het onderzoek ten behoeve van onderzoeksgebied A12 BRAVO project 3 afgesloten. Indien in aangrenzende gebieden graafwerkzaamheden worden epland/uitgevoerd, dient rekening te worden gehouden met de in het PvE (Kruidhof, 2013) genoemde archeologische verwachting en noodzaak tot archeologisch onderzoek.