De gemeente Nijmegen ontwikkelt sinds de jaren ’90 stadsdeel Nijmegen-Noord, rond de al bestaande woonplaats Lent, die inmiddels tevens een wijk binnen de gemeente Nijmegen vormt (fig. 1). In het westelijke deel van de wijk/woonplaats Lent worden in het kader van de Waalsprong drie nieuwe buurten ingericht. Rond het uit 1863 daterende rijksmonument Fort Beneden-Lent verrijst Hof van Holland, en aansluitend in noordelijke richting respectievelijk Woenderskamp en Broodkorf (fig. 2). Op deze kaart zijn twee verschillende soorten grenzen aangebracht: ten eerste die van de buurten in hun maximale omvang, ten tweede die van het gebied waar ontwikkelingen zullen plaatsvinden en dat dus het voor archeologisch onderzoek relevante kader vormt. Dit laatstgenoemde gebied wordt aangeduid als het plangebied. Daarop heeft het uitgevoerde bureauonderzoek betrekking. Het doel van een bureauonderzoek is het verwerven van informatie met behulp van bestaande bronnen over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een omschreven gebied, om daarmee te komen tot een gespecificeerde archeologische verwachting. Op basis van het rapport moet een beslissing genomen kunnen worden over (eventueel) vervolgonderzoek. Voor dit doel wordt eerst de landschappelijke ontwikkeling geschetst, die tevens informatie geeft over de lengte van de periode waaruit archeologische resten te verwachten zijn (hoofdstuk 2). In hoofdstuk 3 wordt een samenvatting gegeven van de huidige kennis van de micro-regio waarbinnen het plangebied ligt. Deze kennis is sinds de jaren ’90 van de vorige eeuw sterk toegenomen, vooral door het uitgebreide archeologische onderzoek dat door of in opdracht van Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen is uitgevoerd. In hoeverre de bodem zich nog als bodemarchief laat ‘lezen’ hangt vooral af van de mate van verstoring in de laatste eeuwen. In hoofdstuk 4 worden de belangrijkste verstorende factoren behandeld, zoals ze uit kaartmateriaal, luchtfoto’s en veldonderzoek bekend zijn geworden. In hoofdstuk 5 worden de reeds bekende – en veelal via het Facetbestemmingsplan Archeologie beschermde – archeologische waarden vermeld, waarna in hoofdstuk 6 aanvullende verwachtingen worden gespecificeerd. De tekst wordt afgesloten met adviezen en aandachtspunten ten aanzien van het onderzoek binnen het plangebied (hoofdstuk 7).