Naar aanleiding van de herziening van Bestemmingsplangebied Zuid te 's-Hertogenbosch, heeft de gemeente 's-Hertogenbosch adviesbureau BAAC bv opdracht gegeven voor een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (verkennende fase). Binnen het bestemmingsplangebied ligt een aantal zones die op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente1 een hoge of middelhoge verwachting hebben. Een bureauonderzoek is derhalve noodzakelijk voor het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting. Een verkennend booronderzoek dient inzicht te geven in de (intactheid van de) geo(morfo)logische en bodemkundige opbouw van het plangebied. In een deel van het plangebied bevindt zich echter een voormalige vuilstort (deelgebied 3; zie paragraaf 1.2). Deze vuilstort (en vermoedelijk een deel van de directe omgeving) is opgehoogd en ingericht als golfterrein en gemeentelijke gronddepot. Vanwege de ophoging en de aanwezige verontreiniging is een booronderzoek in dit deel van het plangebied niet mogelijk. Dit deel van het gebied dient wel te worden betrokken bij het bureauonderzoek.Aan de hand van het bureauonderzoek en het verkennend booronderzoek is tot een aangepaste landschapseenhedenkaart gekomen (bijlagen 11 en 12). Op grond hiervan kon een gebiedsspecifieke archeologische verwachtingskaart worden opgesteld (bijlage 13 en 14). Opgemerkt dient te worden, dat indien vervolgonderzoek wordt aangeraden, de geadviseerde uitvoering onder voorbehoud is. Veel hangt immers af van de aard van eventuele bodemverstorende activiteiten, die vooralsnog onbekend zijn.Deelgebied 1 (bijlage 13)De dekzandrug heeft een (gedeeltelijk) afgetopte dan wel intacte podzolbodem, dat lokaal is afgedekt met stuifzand. Aangezien de mate van verstoring ruimtelijk zeer variabel is, kunnen archeologische resten nergens worden uitgesloten. Vanwege de landschappelijke context (dekzandrug langs beek) geldt een middelhoge tot hoge kans op archeologische resten vanaf het laat-paleolithicum. Bovendien geldt vanwege zijn ligging in een archeologisch monument en het aantreffen van diverse aardewerkfragmenten een hoge tot zeer hoge specifieke verwachting op vroege ijzertijd en late middeleeuwen (complextype: nederzetting onbepaald). Daarom adviseert BAAC bv bij bodemverstorende activiteiten de ondergrond op de gehele dekzandrug in ieder geval niet dieper te verstoren dan de bouwvoor. Indien er toch ontgravingen dieper dan de bouwvoor plaatsvinden, adviseert BAAC bv een waarderend onderzoek door middel van proefsleuven ter hoogte van de gehele dekzandrug teneinde de aard, omvang en gaafheid van eventuele archeologische resten vast te stellen.Aangezien de archeologische verwachting voor de dekzandrug middelhoog tot zeer hoog is, geldt een hoge tot middelhoge verwachting op het aantreffen van dumplocaties van nederzettingsafval in het aangrenzende beekdal. Ook de dekzandvlaktes in het plangebied maken een middelhoge tot hoge kans op archeologische resten. Daarom adviseert BAAC bv bij bodemverstorende activiteiten de ondergrond ter hoogte van het beekdal en de dekzandvlaktes in ieder geval niet dieper te verstoren dan de bouwvoor dan wel verstoringslaag. Indien er toch ontgravingen dieper dan dit plaatsvinden op de dekzandvlakte, adviseert BAAC bv ook hier een waarderend onderzoek door middel van proefsleuven teneinde de aard, omvang en gaafheid van eventuele archeologische resten vast te stellen. Indien er toch ontgravingen dieper dan de bouwvoor dan wel verstoringslaag plaatsvinden in het beekdal, adviseert BAAC bv deze te laten plaatsvinden onder archeologisch begeleiding.Een perceel in de noordwesthoek van het deelgebied 1 kan niet worden beboord. Daarom adviseert BAAC bv bij bodemverstorende activiteiten een verkennend booronderzoek uit te voeren nadat het gebied toegankelijk is gemaakt. Het gebied in het uiterste westen van deelgebied 1 (laagte met veen) krijgt een lage verwachting mee. Dit deel wordt dan ook vrijgegeven voor bodemverstorende activiteiten.Deelgebied 2 (bijlage 14)De hoge strook in het oosten van het deelgebied bestaat uit een stadsophoging van waarschijnlijk enkele meters. Derhalve geldt voor dit gebied een lage verwachting voor in ieder geval de eerste paar meter onder maaiveld. Daarom adviseert BAAC bv bij bodemverstorende activiteiten niet dieper 2 m -mv geen vervolgonderzoek uit te voeren. Indien toch bodemverstorende activiteiten dieper dan 2 m -mv plaatsvinden, adviseert BAAC bv een verkennend booronderzoek nadat de ophooglaag is verwijderd. Voor de laaggelegen strook aan de westelijke rand van het deelgebied geldt een middelhoge archeologische verwachting. Daarom adviseert BAAC bv bij bodemverstorende activiteiten in ieder geval niet dieper te verstoren dan de bouwvoor.Indien er toch ontgravingen dieper dan dit plaatsvinden, adviseert BAAC bv deze te laten plaatsvinden onder archeologisch begeleiding.Deelgebied 3 (bijlage 13)Een groot deel van dit gebied is 2 tot 18 m opgehoogd. Daarom adviseert BAAC bv bij bodemverstorende activiteiten niet dieper dan 2 m -mv geen vervolgonderzoek uit te voeren. Indien toch bodemverstorende activiteiten dieper dan 2 m -mv plaatsvinden, adviseert BAAC bv een verkennend booronderzoek, nadat de ophooglaag is verwijderd en het gebied milieutechnisch gezien is vrijgegeven. Voor het overig, niet opgehoogde deel adviseert BAAC bv een verkennend booronderzoek uit te voeren. Ook hiervoor geldt, dat eerst uitvoerig milieutechnisch onderzoek moet worden uitgevoerd.