In opdracht van dhr. Coolen uit Mierlo heeft VUhbs archeologie een archeologisch onderzoek in de vorm van proefsleuven uitgevoerd aan de Overakker 9a te Mierlo. De directe aanleiding voor het onderzoek is het voornemen van dhr. Coolen om op het terrein een aantal woningen en een garage te bouwen. Bij de bouwwerkzaamheden die met de nieuwbouw gepaard gaan zullen eventueel in de bodem aanwezige archeologische resten verstoord kunnen worden. In het rapport van het booronderzoek dat binnen het plangebied heeft plaatsgevonden, is geconcludeerd dat de ondergrond tot op grote diepte zou zijn verstoord. Men heeft het bevoegd gezag geadviseerd om het plangebied vrij te geven voor verdere ontwikkeling.1 Aangezien men de aard van de verstoring niet kon verklaren op basis van de bekende gegevens, heeft het bevoegd gezag het advies niet overgenomen. Om beter inzicht te krijgen in de situatie in het plangebied heeft het bevoegd gezag gelast een inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven te laten uitvoeren. Tijdens het inventariserend veldonderzoek zijn twee proefsleuven aangelegd binnen het plangebied. Hierop bleek dat de ondergrond slechts deels verstoord was en dat er binnen het plangebied wel degelijk sprake was van een intacte archeologische vindplaats. In beide proefsleuven zijn de resten van een grachtencomplex gevonden. Dit grachtencomplex heeft zijn oorsprong in de Late Middeleeuwen en loopt door tot in de Nieuwe Tijd. Grenzend aan de grachten zijn drie kuilen, twee greppels en een paalkuil gevonden. Dit grachtencomplex strekt zich waarschijnlijk uit tot ver buiten het plangebied. Tijdens het veldwerk en in de eerste fase van de uitwerking werd steeds gedacht dat het complex onderdeel zou kunnen zijn van een versterkt huis dat 'Het Cleijn Slotje' wordt genoemd. Nadere bestudering van historische gegevens heeft echter tot de conclusie geleid dat er veel onduidelijkheid bestaat over dit ‘Slotje’. Zo wordt door sommigen de locatie ervan veel verder naar het zuidwesten van het plangebied gezocht, ter hoogte van de historische boerderij Ertborn. Echter historicus Coenen en de leden van de heemkundige vereniging Meyerle vermoeden dat ter hoogte van de Overakker een kasteel moeten hebben gelegen. Volgens Coenen heette dit eerst het Slot en heeft het later de naam gekregen waaronder het nu bekend staat. Waarschijnlijk behoort het grachtencomplex tot een vroege burcht of kasteel van de heren van Mierlo die later, nadat deze in onbruik is geraakt in de volksmond 'Het Cleijn Slotje' is gaan heten. De burcht zal hier waarschijnlijk hebben gelegen vanaf het einde van de Volle Middeleeuwen tot in de Late Middeleeuwen. Hierna is het kasteel waarschijnlijk verplaatst naar de locatie ten zuidwesten van het plangebied waarvan het zeker is dat er resten van een kasteel in de ondergrond liggen. Dit geldt, zolang er geen verder onderzoek wordt gedaan in de zone die wordt omsloten door het grachten complex, niet voor het oudere kasteel. Hiervan zullen de resten nog moeten worden aangetoond middels verder archeologisch onderzoek. De resten van het grachtencomplex die binnen het plangebied zijn aangetroffen, zijn aangemerkt als behoudenswaardig. Het bevoegd gezag wordt geadviseerd om de resten in situ te behouden. Tijdens het veldwerk heeft overleg plaatsgevonden met de adviseur van het bevoegd gezag en de opdrachtgever. Tijdens dit overleg is vastgesteld dat de beoogde werkzaamheden niet dieper reiken dan 80 cm onder het huidige maaiveld. De behoudenswaardige resten liggen op ca. 100 cm onder het huidige maaiveld. De voorgenomen werkzaamheden vormen hierdoor geen bedreiging voor de behoudenswaardige archeologische resten en kunnen derhalve zonder verder archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Na afloop van het veldwerk is een notitie opgesteld waarin deze zaken nogmaals zijn aangegeven. Hierop heeft het bevoegd gezag toestemming gegeven voor het uitvoeren van de werkzaamheden. Het advies ten aanzien van het behoud in situ is overgenomen door het bevoegd gezag.