De aanleiding voor het archeologisch onderzoek aan de Kloostertuin in Doesburg was de herinrichting van de parkeerplaats, inclusief de vervanging van leidingen, het plaatsen van ondergrondse vuilcontainers en het (her)planten van bomen. Daarbij is de bodem flink geroerd, maar vrijwel nergens tot in de schone ondergrond, uitgezonderd de locatie van de ondergrondse afvalcontainers. Alle archeologische fenomenen zjn daarbij gedocumenteerd, waarbij er specifieke aandacht uitging naar prestedelijke resten, de verstedelijking van het gebied in de 14e eeuw en de vraag of er een relatie met het klooster “Maria opten aelden Grave” bestaat en zo ja wat daar van terug te vinden is.
Voor het archeologische onderzoek is dus niet dieper gegraven dan nodig was voor de aanleg van de parkeerplaats en wat daarbij hoort. Muren en sporen zijn gedocumenteerd op deze niveaus, af en toe aangevuld met wat boringen of een hand gegraven kijkgaatje.
De oudste sporen blijken uit de 14e eeuw te dateren, de periode dat het gebied binnen de nieuwe stadsomwalling kwam te liggen. Hieruit blijkt dat de percelering zoals die tot in de 20e eeuw bestond in de late middeleeuwen tot stand kwam en verder nooit gewijzigd is. Een interessante ontdekking is die van een 15e-eeuwse muur. Deze sluit aan op een nooit eerder onderzochte nog opgaande muur, die deel uit maakt van een zeer groot, haast industrieel middeleeuws gebouw. De hypothese is nu dat dit gebouw deel uitmaakte van het kloostercomplex, mogelijk voor de productie van textiel. Indien dit zo is, dan zou de in de grond gevonden muur tot de oorspronkelijke ommuring van het kloostercomplex hebben behoord, en is het gebied na de Reformatie iets kleiner geworden door de verkoop van gronden.
Een ander opvallend fenomeen is het productieafval van klappertjespistolenfabriek Pyro, die hier in de jaren zestig van de 20e eeuw gevestigd was. Niet van hoge ouderdom, maar de vondst behoort tot het collectief geheugen van de Doesburgse samenleving.