Dijkring 74 in Neer, gemeente Leudal; archeologisch verkennend booronderzoek

DOI

Rond dijkring 74 Neer (figuur 1) zijn in het kader van het project Prioritaire Dijkversterkingen bodemingrepen gepland die mogelijk bedreigend zijn voor eventuele archeologische resten. Om de gespecificeerde archeologische verwachting uit een voorgaand bureauonderzoek te toetsen is een archeologisch verkennend booronderzoek uitgevoerd. Het gebied is op te delen in laag gelegen beekdalgronden met relatief jonge sedimenten en hoger gelegen Pleistocene (interstadiale) terrasrestanten met relatief oude sedimenten. Omdat de hogere gronden al sinds het Pleistoceen aan het maaiveld liggen en naar verwachting niet door jongere sedimenten zijn afgedekt, kunnen hier de oudste archeologische resten al vanaf het maaiveld verwacht worden. Veelal is hier een intact brikgrond aangetroffen en verschillende archeologische indicatoren bewijzen dat de hogere terrasgronden al sinds de Steentijd door de mens zijn bezocht en bewoond. In het beekdal zijn echter dikke pakketten beeksediment (afwisseling van zand, leem en veen) aangetroffen en kunnen archeologische resten ook op grotere dieptes ingebed zijn, zoals ook uit een recent uitgevoerde archeologische begeleiding is gebleken. Een volledig intacte beekbodem is echter in geen enkele boringen aangetroffen. De bovengrond was ofwel verstoord of opgehoogd, als gevolg van de inrichtingswerkzaamheden aan de beek sinds de jaren 1960. Of archeologische resten bedreigd worden hangt enerzijds af van de bestaande verstoringen en anderzijds van de geplande ingrepen: 1. Maatregelen tegen “piping” reiken tot 2 m –Mv en zijn daarom zowel in het beekdal als op de terrassen verstorend. Vervolgonderzoek wordt hier nodig geacht. 2. Dijkverbreding en de aanleg van een nieuwe dijk gaan gepaard met bodemingrepen tot 40 cm –Mv. De impact hiervan op de beekdalgronden is beperkt, maar op de hogere terrasgronden betekent ontgraving van de bouwvoor dat het archeologisch intacte niveau min of meer wordt blootgelegd. In dat geval wordt vervolgonderzoek zinvol geacht. 3. Op de hogere gronden worden tot slot ook bestaande wegen aangepast, waaraan ingrepen tot circa 1 m –Mv gekoppeld zijn. Dat betekent dat de briklaag en daarin eventueel ingebedde archeologische resten verstoord worden, zodat vervolgonderzoek nodig is. Het vervolgonderzoek is op basis van de combinatie van verwachte archeologische resten versus de aard van de geplande ingrepen opgedeeld in extensieve begeleiding, intensieve begeleiding en karterend/waarderend onderzoek. Waar de bodem reeds verstoord is of ingrepen niet of niet diep plaatsvinden, wordt geen onderzoek nodig geacht.

Date: 2017-04-26

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zj8-qupf
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-zj8-qupf
Provenance
Creator G.R. Ellenkamp
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor M.C. Diepeveen; M.H.P.M. Ruijters (RAAP); RAAP Archeologisch Adviesbureau bv
Publication Year 2019
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact M.C. Diepeveen (Raap bv)
Representation
Resource Type Dataset
Format text/xml; text/csv; application/pdf
Size 6957; 10552; 28611; 230962; 6895; 2863; 4061
Version 2.0
Discipline Humanities