In opdracht van de gemeente Rucphen heeft BAAC een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd in plangebied Rucphensestraat en Nachtegaalstraat te Sint Willebrord (gemeente Rucphen). Aanleiding voor het onderzoek is de herstructurering van de Nachtegaalstraat, de Rucphensestraat en de aansluitingen van de Nachtegaalstraat met de Valkendonk en de Noorderstraat. Tijdens de herstructurering zal dit plangebied klimaatbestendiger worden ingericht door de straten te versmallen en de groenstroken aan de zuid- en westzijde van de wegen te verlagen. In totaal worden 15 wadi’s aangelegd met een oppervlakte van circa 7271 m2 (bodem en talud). Tijdens het veldwerk (29 en 30 juni 2022) zijn verspreid over het plangebied elf proefsleuven aangelegd. In totaal is bijna 302 m2 onderzocht, hetgeen overeenkomt met een dekkingsgraad van 4,1% van de geplande wadi’s. Het plangebied maakt deel uit van de noordelijke uitloper van een dekzandrug, bestaande uit Oud Dekzand, die doorsneden wordt door een min of meer oostwest georiënteerde laagte. De laagte sluit in het westen aan op het noordoostzuidwest georiënteerde beekdal (Kibbelvaart) op ruim 500 m ten westen van het plangebied. In het dekzand is een veldpodzol ontstaan. Als gevolg van verploeging en grondverbetering is de top van de natuurlijke ondergrond op de hogere delen van het landschap in de humeuze bovengrond opgenomen. Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn verschillende sporen uit de nieuwe tijd aangetroffen. Aan de noordwestzijde van het plangebied zijn ter hoogte van wadi 1 sporen teruggevonden die herinneren aan de ontginning van het gebied in het eerste kwart van de 20e eeuw en het gebruik van het terrein voor noodwoningen in de jaren ’50 en ’60. Op twee plaatsen in het plangebied zijn karrensporen aangetroffen, namelijk ter hoogte van wadi 6 in de bocht van de Nachtegaalstraat en ter hoogte van wadi 12 in het verlengde van de Duivenstraat. De karrensporen ter hoogte van wadi 6 moeten mogelijk met de verkaveling en ontginning van het gebied in verband gebracht worden. De karrensporen ter hoogte van wadi 12 kunnen jonger zijn, hier wordt op de kadastrale minuut van 1832 een zandpad afgebeeld. Van het historische erf aan de oostzijde van het plangebied, ter hoogte van de aansluiting van de Nachtegaalstraat op de Noorderstraat, is weinig teruggevonden. Dit erf is vermoedelijk in de 18e eeuw ontstaan en in de eerste helft van de 20e eeuw (vóór 1937) verdwenen. Een mogelijke uitbraaksleuf aan de westzijde van proefsleuf 11 zou met het sloop van de boerderij in verband gebracht kunnen worden. Ook van de overige erven ten zuiden van de Nachtegaalstraat die daar in de loop van de 19e eeuw zijn ontstaan, zijn voornamelijk sporen teruggevonden die met het verdwijnen van het erf in verband gebracht moeten worden. Concluderend kan gesteld worden dat binnen het plangebied geen sprake is van een archeologisch relevante vindplaats. Er wordt daarom verder geen vervolgonderzoek geadviseerd.Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Dit betekent niet dat reeds gestart kan worden met bodemverstorende activiteiten of de daarop voorbereidende activiteiten. Het selectieadvies dient namelijk eerst beoordeeld te worden door de bevoegde overheid wat uiteindelijk leidt tot een selectiebesluit.Hoewel getracht is een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden, kan de aanwezigheid van archeologische sporen of resten nooit volledig worden uitgesloten in de gebieden waarvoor geen vervolgonderzoek wordt aanbevolen. BAAC wil er daarom op wijzen dat men bij bodemverstorende activiteiten alert dient te zijn op de aanwezigheid van archeologische waarden (zoals vondstmateriaal en grondsporen). Bij het aantreffen van deze waarden dient men hiervan melding te maken bij het Ministerie van OC&W (in de praktijk de RCE) conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet 2016.