Plangebied Het Klooster; kavels 15, 21 en 23/32, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek (aanvullend karterend en waarderend booronderzoek) Plangebied Het Klooster; kavels 15, 21 en 23/32, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek (aanvullend karterend en waarderend booronderzoek)

DOI

In opdracht van de gemeente Nieuwegein heeft RAAP van januari tot mei 2017 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (IVO) uitgevoerd voor de kavels 15, 21 en 23/32 in de gemeente Nieuwegein.De betreffende bouwkavels maken onderdeel uit van het in aanleg zijnde bedrijvenpark Het Klooster.Omdat de gemeente Nieuwegein de kavels bouwrijp wilde verkopen, heeft begin 2016 een inventarisatie van archeologische waarden plaatsgevonden. Op basis hiervan zijn voor de diverse gebieden en landschappelijke eenheden binnen het toekomstig bedrijvenpark adviezen uitgebracht, variërend van “geen beperkingen” of “aanvullend booronderzoek/bemonstering” tot “proefsleu ven” of “archeologische begeleiding". De adviezen zijn overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan (NL.IMRO.0356.BPKL2016HER001-VO01) en gekoppeld aan diverse zones met de dubbelbestemming archeologie, waarbij ondergrenzen voor de verstoringsdiepte en -oppervlakte zijn vastgesteld.Omdat bij het geplande bouwrijp maken van bedrijvenpark Het Klooster de genoemde grenzen zouden worden overschreden, is eind 2016 een grootschalig karterend booronderzoek uitgevoerd voor het hele bedrijvenpark. In totaal zijn 3515 boringen gezet en 959 boormonsters gezeefd. Op grond van de landschappelijke setting en de indicatoren in de boormonsters zijn in een catalogus 22 locaties als vindplaats of activiteitszone gedefinieerd. Drie van deze locaties zijn gelegen in het dekzandgebied: catalogusnummers NGKL4-14 (kavel 21/22), NGKL4-15 (kavel 23) en NGKL4-16 (kavel 15).Voor deze locaties is al tijdens de uitwerking van het booronderzoek door Sprangers geadviseerd: “Indien bedreigd door toekomstige werkzaamheden: een inventariserend veldonderzoek, waarderende fase door middel van proefsleuven. Vanwege de diepteligging kan ook eerst nog een waarderend mechanisch booronderzoek plaatsvinden”. Door de gemeente is vervolgens besloten om een intensief mechanisch booronderzoek uit te voeren voor de drie locaties. Dit aanvullend karterend en waarderend onderzoek op de kavels 15, 21 en 23/32 is uitgevoerd van januari tot mei 2017. In 2019 is een briefverslag opgesteld met een uitwerkingsvoorstel voor macrobotanie, pollenonderzoek, OSL-datering en 14C-datering. Het onderhavige rapport presenteert de resultaten van deze onderzoeken.Op grond van de 14C-dateringen van de bemonsterde niveaus is een periode van circa 3200 tot 3500 jaren omvat in zes geanalyseerde pollenmonsters (ca. 7700 tot 4200 voor Christus). De hieruit verkregen pollenspectra laten zien dat het landschap aan het eind van het Boreaal , halverwege het achtste millennium voor Christus, nog bestaat uit een bosvegetatie met een elzenbroekbos in de lagere delen van het dekzandlandschap en een gemengd naald- en loofbos op de hogere delen. Het oppervlak van de dekzandhoogte dat uitsteekt boven de vernattende omgeving is op dat moment nog ongeveer zes hectare. Ongeveer tweeduizend jaar later is dat geslonken tot nog ca. 1,5 tot 2,5 hectare. Op deze resterende zandhoogte bevindt zich dan een eikenmengbos met een meer open karakter. Rondom de dekzandhoogte ligt een riet-zeggemoeras waarin ook elzenvegetaties voorkomen. Aan het begin van het Neolithicum is het oppervlak van de onderzochte dekzandhoogte als gevolg van de stijgende grondwaterspiegel verder afgenomen tot een kwart hectare, en vervolgens rond 4600 voor Christus tot slechts enkele tientallen vierkante meters. Het aandeel boomsoorten van droge gronden neemt dan ook sterk af. De omgeving van de dekzandhoogte bestaat inmiddels uit het komgebied behorend bij de Wiersch-stroomgordel, met vooral kleiige afzettingen. In de zegge- en rietvegetatie in het komgebied lijkt het zwaartepunt te verschuiven naar riet. Daarnaast zijn er aanwijzingen voor het ontstaan van graslanden, die voor bijvoorbeeld beweiding geschikt zijn.Ten slotte is een monster uit een verlandingsafzetting in een zeer diep ingesneden waterloop geanalyseerd, daterend rond 4200 voor Christus. Die ouderdom komt overeen met het zwaartepunt van de neolithische bewoningsperiode van vindplaatsen in de omgeving. Rond de waterloop groeien bomen van droge gronden, waarschijnlijk nog binnen een klein areaal of met veel open plekken in het bos. De soortendiversiteit in de kruidlaag lijkt verarmd, vermoedelijk door een zekere begrazingsdruk. Deze resultaten, in combinatie met de vele sporen van mestschimmels in het geanalyseerde monster, lijken erop te wijzen dat de waterloop door grazers wordt gebruikt als drinkplaats. Dit kunnen zowel in het wild voorkomende herbivoren zijn, als het vee van de Swifterbantbewoners uit de omgeving.Alle drie de onderzochte vindplaatsen op de dekzandhoogte hebben vuursteen en verbrand bot opgeleverd. Aan het bot is geen datering toe te kennen. Evenmin konden de fragmenten tot op soort worden gedetermineerd, al zullen in de bodem zeker ook fragmenten aanwezig zijn die wel tot op soort kunnen worden gedetermineerd. Bij het vuursteen kon aan twee werktuigen een globale datering worden toegekend. Het gaat om een krukowski-pseudoburijn en een microlithische steilgeretoucheerde kling, die beide waarschijnlijk uit het Midden- of Laat-Mesolithicum dateren.Hoewel een midden- tot laatmesolithische datering goed aansluit bij de periode dat nog een groot areaal van de dekzandrug droog en goed begaanbaar was, wil dit zeker niet zeggen dat al het aangetroffen vuursteen uit het Mesolithicum dateert. Vanaf het vijfde millennium voor Christus zullen in in ieder geval de vindplaatsen op kavel 15 en op kavel 23/32 drassiger zijn geworden en af en toe tijdelijk onder water hebben gestaan waarbij komklei werd afgezet . Het grootste deel van de tijd zullen deze locaties echter nog geschikt zijn geweest voor beweiding en seizoensactiviteiten.Een zeer belangrijke conclusie van het huidige onderzoek is dat het gaat om bijzonder vondstrijke vindplaatsen, iets dat niet direct opvalt vanwege de relatief laag lijkende vondstaantallen. Bij het uitgevoerde booronderzoek is echter minder dan 0,05 % van het oppervlak van de deelgebieden bemonsterd. Uit een vergelijking tussen de booronderzoeken op de huidige kavels en de booronderzoeken van de opgegraven vindplaatsen op de kavels 1, B4 en 17, blijkt dat de mínst vondstrijke locatie van de dekzandrug (kavel 23/32) vondstrijker is dan de meest vondstrijke locatie van de eerdere onderzoeken (kavel 1).Samengevat kan worden gesteld dat ter hoogte van de kavels 15, 21/22 en 23/32 sprake is van behoudenswaardige archeologische vindplaatsen met een belangrijke inhoudelijke betekenis. Door de gemeente zijn op basis van de onderzoeksresultaten (in afwachting van het onderhavige rapport) reeds een aantal conclusies getrokken: - Op kavels 15, 21, 22 en 23 liggen zeer waardevolle vindplaatsen. Voor deze kavels blijft de archeologische verwachting bestaan en blijven de ondergrenzen voor maximale verstoringsdiepte uit het bestemmingsplan gelden (tot 1,25 m -NAP op kavels 15, 21 en 22 en tot 2,00 m -NAP op kavel 23). Fundering op heipalen is op deze kavels niet mogelijk.- Voor kavels 32 en 33 is funderen op heipalen toegestaan.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/AR/5MWWFO
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/AR/5MWWFO
Provenance
Creator B. Jansen
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor Functioneel Applicatiebeheer GBO
Publication Year 2025
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact Functioneel Applicatiebeheer GBO (BIJ12)
Representation
Resource Type Dataset
Format text/xml; image/jpeg; application/pdf; application/gml+xml; application/octet-stream; application/zip
Size 1520294; 178587; 7515; 3328; 2423; 10464; 8364; 422331; 67203; 12992; 193365; 155173; 143559; 18339236; 6242963; 18440105; 3556456; 18967327; 4274958; 18731347; 18661326; 19349126; 78645; 1183412; 158782; 4375692; 569308; 64898; 10137; 14378; 114764; 3177; 6223; 13827; 6144; 5698; 878970; 6781872; 4795; 139584; 496269
Version 1.0
Discipline Humanities