Op 28 augustus 2017 heeft Antea Group in opdracht van Aannemersbedrijf van Wijlen B.V.een opgraving – variant archeologische begeleiding uitgevoerd voor een gedeelte van de Veerweg in Sprang-Capelle.De aanleiding voor het onderzoek vormt de reconstructie van de rijbaan, waarbij het bestaande asfalt en de fundering worden vervangen. Hiervoor werd de bestaande weg er tot 1,10 m – mv afgegraven. Dit onderzoek past binnen het vigerende beleid van de gemeente Waalwijk. De gemeente heeft een archeologische beleidskaart op laten stellen met daarbij behorende eisen. Op deze kaart valt het plangebied in categorie 4 (gematigde archeologische verwachting). Bij deze categorie geldt dat archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden indien het plangebied groter is dan 5.000 m2 en waarbij de bodem dieper dan 0,5 m – mv wordt verstoord.De eerste 60 m van het te onderzoeken trace (zie afbeelding 1) zijn archeologisch begeleid, zoals beschreven in het PvE en het PvA. Omdat tijdens het afgraven geen archeologisch relevant vlak werd geraakt zouden er, zoals wel beschreven in het PvE, om de 50 m boringen worden gezet in het vlak om de bodemopbouw te bepalen. Deze aanpassing in de werkwijze is besproken en akkoord bevonden door de bevoegde overheid en de opdrachtgever. Op basis van deze boringen bleek dat de rest van het te begeleiden trace geen archeologisch relevante lagen zou raken en is de archeologische begeleiding op basis van dit inzicht met succes afgerond.Tijdens de begeleiding werd alleen de bovenkant van het Merwededek geraakt. De bodemopbouw is verder over de gehele onderzoekslocatie uniform. De boringen 02 tot en met 07 vertonen dezelfde bodemopbouw. In deze boringen bestaat de bovenste laag uit donker grijsbruine sterk matig siltige klei die zwak roesthoudend is. De dikte van deze laag varieert van 150 cm tot zo’n 250 cm. Hieronder is een laag donkergrijze zwak zandige klei aanwezig van gemiddeld zo’n 40 cm. De onderste laag bestaat uit donkerbruin/zwart dekzand (matig fijn, zwak siltig zand), wat sterk humeus is en resten van veen bevat.Boring 01 vertoond een andere bodemopbouw. Deze boring is als enige boring in het afgegraven wegtracé gezet en begint daardoor op een andere diepte. De bovenste 75 cm bestaat uit donker grijsbruine sterk siltige klei die zwak roesthoudend en matig kalkhoudend is. Hieronder is een laag van 95 cm aanwezig die bestaat uit donkergrijze matig zandige klei die matig kalkhoudend is. Het zou hier kunnen gaan om oeverafzettingen. Van 170 tot 250 cm is een grijze laag aanwezig die bestaat uit zeer fijn, zwak siltig zand waarin een hele lichte kleifractie aanwezig is. Onder deze laag is een laag van 10 cm aangetroffen die bestaat uit matig fijne, zwak sitlige klei die geïnterpreteerd kunnen worden als beddingafzettingen. De laatste laag, tot 300 cm, bestaat uit zwak zandige klei die sterk humeus is en resten van veen bevat.Hetgeen in de begeleiding en de boringen gezien is geeft een inzicht in de landschappelijke ontwikkeling van het gebied, waarbij er hoogstwaarschijnlijk een dijk-doorbraak werd aangetoond in het meest noordelijke gedeelte van het plangebied. In de overige boringen werd het dekzand aangetroffen waarop zich veen had gevormd. Dit is weggeslagen ten tijde van de St. Elisabethsvloed, waarna er een dik pakket siltige klei is afgezet in deze regio. Archeologische resten zullen hier hoogstwaarschijnlijk dan ook niet meer voorkomen.