Plangebied De Biezen te Aarle-Rixtel, gemeente Laarbeek; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

DOI

InleidingHet waterschap Aa en Maas heeft plannen omtrent beekherstel en het creëren van een ecologische verbindingszone (EVZ) in dit plangebied. In de voorbereidende fase van de werkzaamheden vond in 2019 en 2020 voor dit plangebied al een voorbereidend onderzoek plaats aangevuld met een cultuurhistorisch onderzoek (van Veldhuizen, Ellenkamp & Keunen, 2020).Het huidig onderzoek is een rechtsreeks vervolg van dit onderzoek en wordt meer specifiek uitgevoerd voor de aanleg van een ven (figuur 1). Derhalve heeft RAAP in opdracht van Kragten in mei 2020 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd voor het plangebied De Biezen te Aarle-Rixtel in de gemeente Laarbeek. Het onderzoek vond plaats in het kader van een omgevingsvergunning.VeldonderzoekTijdens het veldonderzoek zijn vooral gronden in zwak tot matig siltige zanden aangetroffen (bijlage 3).Een afdekkende klei-of leemlaag is hier alleszins niet aanwezig wat de aanwezigheid van een dekzandrug lijkt te staven.Restanten van een uit-(E-horizont) of zelfs inspoelingshorizont (B-horizont) zijn in deze zandgronden echter niet meer aanwezig. Tijdens het booronderzoek is onder de ca. 30 cm dikke bouwvoor direct de BC- of C-horizont aangetroffen. Hieruit blijkt dat het oorspronkelijk podzolprofiel grotendeels in de bouwvoor is opgenomen. Plaatselijk (boringen 3 en 4) is de C-horizont direct onder de bouwvoor licht gevlekt over een dikte van ca. 5 tot 10 cm. Mogelijk is dit te wijten aan een enkele keer dieper doorploegen. Ook een lichte egalisatie van de dekzandrug door landbouwwerkzaamheden (jarenlang ploegen) is niet geheel uit te sluiten.De C-horizont bestaat uit zak tot matig siltig fijn zand. Op een dieper niveau wordt dit zand gekenmerkt door een sterke afwisseling van matig siltig tot sterk siltig zand. Op ca. 150 cm beneden maaiveld is in de boringen 2, 3 en 4 een licht humeuze kleilaag aangetroffen. Waarschijnlijk betreft het hier oude fluvioperiglaciale afzettingen. Voor een oude venbodem zijn geen aanwijzingen aangetroffen.Tijdens het veldonderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.AdviesOp basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat in het plangebied (mogelijk) archeologische resten bedreigd worden door de voorgenomen bodemingrepen. Aangezien ter locatie van het ven de grond diep (150 cm –mv komt te liggen) geroerd zal worden is hier een archeologisch vervolgonderzoek nodig. Dit kan het meest efficiënt d.m.v. een intensieve archeologische begeleiding.Er is gekozen voor de advisering van een begeleiding aangezien het ven relatief klein van omvang is en doordat de verwachte resten een lage sporen en vondstdichtheid hebben. Door het verwijderen van de bouwvoor archeologisch te begeleiden kan op deze manier alsnog het plangebied vlakdekkend onderzocht worden. Aangeraden wordt de graafwerkzaamheden op te splitsen in 2 fasen en eerst de bouwvoor vlakdekkend te verwijderen vooraleer tot grotere diepte verder gegraven wordt. Na de eventuele documentatie kan immers tot benodigde diepte verder gegraven worden en treed er geen vertraging op.

Date: 2020-05-22

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-268-bky6
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-268-bky6
Provenance
Creator D. Keijers
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor M.C. Diepeveen; RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V.
Publication Year 2021
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact M.C. Diepeveen (Raap bv)
Representation
Resource Type Dataset
Format text/xml; application/pdf
Size 7844; 8189; 1095; 4359; 2506625
Version 2.0
Discipline Humanities