Van 24 juni t/m 3 augustus 1996 verrichtte de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), in opdracht van Rijkswaterstaat, de archeologische begeleiding van baggerwerkzaamheden op de Maas ten behoeve van de verdieping van de vaargeul van de Maas in de gemeenten Cuijk (NB) en Mook en Middelaar (L). Deze werkzaamheden vormden een onderdeel van Baggerbestek 1, en maken deel uit van het project Maaswerken.Het doel van de archeologische begeleiding was het doen van archeologische waarnemingen en het registreren en bergen van eventuele vondsten uit de rivierbedding. De auteur van dit rapport verbleef daartoe aan boord van het kraanponton dat werd ingezet bij het baggeren. Hij werd een groot deel van de tijd geassisteerd door verscheidene amateur-archeologen.De aandacht van de archeologen ging vooral uit naar het gebied ter hoogte van Cuijk (volgens de Maas-kilometrering tussen ca. 162.100-162.475). In dit gebied waren in 1992 de resten van een laat-Romeinse brug onderzocht. De meeste archeologische resten die hier in 1996 werden opgebaggerd houden dan ook verband met de aanwezigheid van deze brug. Het gaat om blokken zandsteen en tufsteen, die deel hebben uitgemaakt van resp. de pijlers van de brug en de pakking ervan, houten palen die afkomstig zijn van de fundering van de brug, en ijzeren paalschoenen die de funderingspalen hebben beschermd.Daarnaast werd er een aantal vondsten gedaan die meer indirect in verband staan met de Romeinse brug. De belangrijkste daarvan zijn een drietal laat- Romeinse bronzen munten, een ijzeren lanspunt (uit de periode IJzertijd-vroege Middeleeuwen) en een vroegmiddeleeuwse (waarschijnlijk zesde-eeuwse) francisca of werpbijl.De archeologische begeleiding hield verder in dat de archeoloog aanwezig was bij de baggeractiviteiten in de vaargeul van de Maas tussen Gennep en Cuijk.De vondstdichtheid bleek hier gering te zijn. Er werden slechts enkele aardewerkscherven uit de Romeinse tijd, Middeleeuwen en Nieuwe tijd gevonden, alsmede fragmenten van Romeinse dakpannen en brokken tufsteen. Dat de hoeveelheid vondsten zo gering is, is wellicht het gevolg van eerdere baggeractiviteiten.Een andere mogelijkheid is dat de oorzaak gezocht moet worden in het feit dat alleen de vaargeul is uitgediept; waarschijnlijk liggen de meeste archeologische resten dichter bij de oevers.In 1998 is vastgesteld dat de resten van de Romeinse brug bij Cuijk worden bedreigd door erosie van het omgevende sediment. Het lijkt erop dat dit het gevolg is van de in 1996 uitgevoerde baggerwerkzaamheden. Het verdient aanbeveling om middels een monitoring-programma inzicht te verwerven in de verspoeling en de effecten ervan. Vervolgens kunnen er passende maatregelen worden getroffen om deze opmerkelijke oudheden voor het nageslacht te behouden.
RAM 70