Op basis van het bureauonderzoek geldt er voor het gehele plangebied een middelhoge archeologische verwachting op het aantreffen van aan water gerelateerde vondsten uit het laat-paleolithicum en mesolithicum, een middelhoge archeologische verwachting voor het aantreffen van aan water gerelateerde vondsten uit de periode neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen en een middelhoge archeologische verwachtingswaarde voor het aantreffen van voor resten uit de Tweede Wereldoorlog in het oostelijke deel van het plangebied.
Uit het veldonderzoek blijkt dat de bovengrond in vrijwel het hele plangebied tot 90 cm -mv of dieper is verstoord, waarbij de verstoringen kunnen doorlopen meer dan 1,5 m -mv. Slechts lokaal in het westelijke deel zijn minder diepe verstoringen aangetroffen. Een intacte bodem is niet aangetroffen waardoor niet vastgesteld kan worden tot hoe diep de natuurlijke bodem is afgetopt. De meest aangetroffen afzettingen betreffen beekafzettingen waarbij ook veenlagen zijn aangetroffen. De verwachte dekzandafzettingen zijn vrijwel niet aangetroffen. Wel komen verspoelde dekzandafzettingen in het uiterste westen en het centraal tot oostelijke deel van het plangebied voor. Dit is ook het geval ter hoogte van de voormalige hoeve Dommelhoef.
In de stortplaats in het oostelijke deel van het plangebied zijn geen resten aangetroffen die te herleiden zijn aan de Tweede Wereldoorlog. Het betreft overigens ook geen kenmerkende dump van afval en puin. De drie boringen die in de stortplaats zijn gezet zijn alle vastgelopen op 1,6 m -mv op wat wel een puindump kan betreffen.
Gezien de bodemverstoringen die in het grootste deel van het plangebied voorkomen is de kans klein dat, uitgezonderd diepere grondsporen, archeologische waarden bewaard zijn gebleven. De diepere grondsporen kunnen bijvoorbeeld waterputten betreffen die zijn aangelegd bij de Dommelhoef. Ook zullen houtresten van bijvoorbeeld beschoeiingen of andere water gerelateerde resten in het beekdal bewaard zijn gebleven.