Laagland Archeologie heeft in juni 2024 een Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase uitgevoerd aan de Espel west fase 2b te Espel. Het onderzoek vond plaats in verband met de ruimtelijke procedure rondom de geplande bouw van nieuwe woningen.Het onderzoek is uitgevoerd conform de protocollen SIKB KNA 4003.In een eerder stadium is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Algemeen gaat het binnen het plangebied om een gestapeld landschap, waarbij eventueel aanwezige vindplaatsen op verschillende niveaus kunnen liggen. Op basis van paleogeografische kaarten geldt een middelhoge verwachting voor de periode Paleolithicum ? Vroeg Neolithicum. Hoewel het plangebied niet dicht in de buurt van een beekdal lag kunnen steentijdresten niet volledig worden uitgesloten. Resten uit deze periode kunnen in de dekzandtop worden verwacht, op een diepte tussen circa 2 ? 3 m -mv.Voor de periode Laat Neolithicum ? Romeinse Tijd geldt een lage verwachting. Tussen 5500 v. Chr. en 3850 v. Chr. raakt het plangebied bedekt met veen. Voor de periode Vroege Middeleeuwen ? Nieuwe Tijd geldt een middelhoge verwachting. Hoewel volgens de paleografische kaarten het plangebied rond 100 na Chr. in het (zee)water ligt zijn er aanwijzingen dat er toch eilanden aanwezig waren in deze periode. Het plangebied ligt waarschijnlijk tegen (of misschien zelfs op) een van deze eilanden. Mogelijk kunnen ook scheepswrakken verwacht worden. Resten uit de Vroege Middeleeuwen ? Nieuwe Tijd liggen hoger, mogelijk al vlak onder het maaiveld. Na de inpoldering is het plangebied onbebouwd gebleven en is een intacte bodemopbouw te verwachten.Het uitgevoerde verkennende booronderzoek heeft tot doel het verwachtingsmodel te toetsen en zonodig aan te vullen. Hiertoe zijn verspreid over het toegankelijke deel van het plangebied verkennende boringen gezet. In dit stadium is verkennend booronderzoek de meest efficiënte onderzoekswijze om de archeologische potentie van het plangebied in kaart te brengen.Op basis van het uitgevoerde booronderzoek is er een kans dat het plangebied archeologische sporen bevat uit het Laat-Paleolithicum tot Vroeg-Neolithicum en Middeleeuwen tot Nieuwe Tijd. Deze verwachting is gebaseerd op het aangetroffen veen- en zandpakket, waardoor er een kans bestaat dat resten er uit de Middeleeuwen tot en met Nieuwe Tijd worden aangetroffen. Ondanks dat er geen archeologisch relevante lagen zijn waargenomen, zoals een veraarde top in het veen, is er een kans op resten uit de Middeleeuwen tot Nieuwe Tijd. Mogelijk kunnen in het dekzand resten uit de periode Laat-Paleolithicum ? Vroeg-Neolithicum aanwezig zijn. Deze verwachting is gebaseerd op de aanwezigheid van een intacte podzolbodem en (delen van) dekzandopduikingen in het noordelijke en centraal westelijke plangebied. De dekzandtop ligt op een diepte van 6,33 m -NAP (180 cm -mv) of dieper. Als ontgraving beperkt blijft tot 150 cm ?mv dan wordt er geen vervolgonderzoek voor het niveau rond de dekzandtop aanbevolen, waarbij een bufferzone van 30 cm. Als ontgraving dieper gaat dan 150 cm dan wordt wel een vervolgonderzoek aanbevolen voor dit niveau.Dit niveau wordt zeer waarschijnlijk niet geraakt door ontgravingen die met de bouw van nieuwe woningen gepaard gaan. Funderingen zullen wel tot voorbij dit niveau worden aangebracht. Voor de toe te passen paalfunderingen wordt geadviseerd om een archeologievriendelijk bouwplan op te stellen voor het behoud van de diepere archeologische niveaus (zie Bijlage 7). De verstoring die met het aanbrengen van dergelijke funderingen gepaard gaat is minimaal en zullen naar verwachting niet leiden tot ernstige aantasting van een eventuele vindplaats. Verder zijn onder de bouwvoor intacte getijdenafzettingen aangetroffen en ligt de veenondergrond hoger in het noordelijke plangebied.Op basis van de onderzoeksresultaten wordt nader archeologisch onderzoek geadviseerd conform protocol 4003 IVO (landbodems) geadviseerd voor het niveau van de getijdenafzettingen in het gehele plangebied. Verder wordt vervolgonderzoek aanbevolen specifiek de top van de Formatie van Nieuwkoop in het noordelijke plangebied waar deze hoger ligt dan de 5,04 m -NAP (80 cm -mv) contour (zie Bijlage 6).Gelet op de te verwachten prospectiekenmerken en prospecteerbaarheid van een eventuele vindplaats wordt geadviseerd dit vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een proefsleuvenonderzoek conform de KNA Leidraad Inventariserend Veldonderzoek Deel: Proefsleuvenonderzoek (IVO-P).Dit advies is overgenomen door de bevoegde overheid, de gemeente Noordoostpolder. De gemeente wordt hierin vertegenwoordigd door haar deskundige, mevr. M. Marinelli.