Na een vondstmelding door J.E. van den Bosch van de Stichting voor Oudheidkundig Bodemonderzoek Hoeksche Waard heeft de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) een verkennend booronderzoek en een Aanvullend Archeologisch Onderzoek (AAO) uitgevoerd in de gemeente Binnenmaas.De melding betrof de vondst van enkele grote fragmenten van een Romeinse dakpan en de aanwezigheid van een cultuurlaag in het cunet voor een nieuwe oprit op het erf van boerderij ‘Maaszicht’ gelegen aan de Munnikenweg. De vindplaats ligt op de zuidelijke oever van de Binnenbedijkte Maas ten oosten van het dorp Westmaas.Het doel van het onderzoek door de ROB was de aanwezige grondsporen uit de Romeinse tijd te documenteren, door middel van een proefsleuf de relatie tussen de sporen en de geologische opbouw van de Maasoever te bepalen en te komen tot aanbevelingen in het kader van de archeologische monumentenzorg.Op basis van het uitgevoerde onderzoek is het volgende vastgesteld. De sporen uit de Romeinse tijd betreffen een grotendeels in de bouwvoor opgenomen cultuurlaag waarin zich de sporen van een zwaar houten gebouw bevonden. Een constructie van ingegraven houten staanders, liggers en dwarsverbindingen was evenwel grotendeels nog intact. De functie van het gebouw is onbekend. De vondstlaag bevatte uitsluitend Romeins importaardewerk daterend in de 2e eeuw na Chr. en ‘opspit’ uit het hierna genoemde niveau. Het gebouw lag op een iets steviger klei-afzetting die direct ten zuiden ervan overging in slappe klei. Het betreft hier vermoedelijk de rand van de zuidelijke ‘oeverwalzone’ van de Maas. Een bijzondere vondst was, naast de al genoemde dakpan met het stempel van het 30e legioen, een grote ketel van bronsblik. De ketel werd aangetroffen in een greppel.Onder het Romeinse niveau en daarvan gescheiden door een ca. 30 cm-dikke, natuurlijke kleilaag bevond zich een cultuurniveau uit de Late IJzertijd (200-100 voor Chr.). Als enige grondspoor werd een rij paaltjes evenwijdig aan de Maas opgetekend. Naast aardewerk werden vier fragmenten van glazen armbanden geborgen. Ook hier hebben we waarschijnlijk te maken met de rand van het bewoonbare areaal langs de Maas. Het toenmalige oppervlak loopt vrij sterk naar het zuiden af. Gezien de grote hoeveelheid aardewerk zal in de onmiddellijke nabijheid een huis hebben gestaan. Het gevonden bot geeft de indruk dat het gaat om veeboeren die runderen en varkens hielden voor hun vlees en vet, en schapen vooral voor de wol.Op nog grotere diepte werd nogmaals een cultuurniveau aangetroffen, ditmaal met nederzettingsafval uit de Vroege IJzertijd (ca. 600 voor Chr.). Eerder valt te denken aan een stortplaats voor afval. Naast nederzettingsaardewerk is een grote hoeveelheid briquetage-materiaal gevonden. Het betreft massieve aardewerken voorwerpen (‘steunen’) en holle halve cilinders (‘gootjes’) die in verband worden gebracht met de winning van zout uit zeewater. Vermoedelijk gaat het hier om de plaats waar het ruwe zout werd geraffineerd en/of drooggestookt. In de afvallaag werd een redelijke hoeveelheid slachtafval van dieren gevonden alsmede enkele werktuigen van gewei. De economie in deze periode was, naast de verwerking van zout, waarschijnlijk grotendeels gericht op het houden van vee, aangevuld met wat jacht en visvangst.Vastgesteld kan worden dat het om een hoog te waarderen vindplaats gaat, niet alleen voor wat betreft de als zeldzaam te classificeren sporen uit de verschillende perioden en de goede conserveringsomstandigheden, maar ook voor wat betreft de landschapsgenetische context. Het voorstel is dan ook de vindplaats op de Archeologische Monumentenkaart van de provincie Zuid-Holland aan te duiden als terrein van ‘hoge archeologische waarde’. Als consequentie daarvan dient te worden gestreefd naar bescherming door middel van planologische maatregelen (opname in bestemmingsplan en gemeentelijke monumentenverordening).