Laagland Archeologie heeft in maart 2022 een Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase uitgevoerd aan de Weerdingerstraat 204 ong. te Emmen. Het onderzoek vond plaats in verband met de ruimtelijke procedure rondom de geplande bouw van nieuwe woningen.Het onderzoek is uitgevoerd conform de protocollen SIKB KNA 4002 en 4003.Het bureauonderzoek had tot doel een archeologisch verwachtingsmodel op te stellen. Centraal staat daarbij de vraag of en zo ja welke archeologische resten (complextype, datering, diepteligging en gaafheid) in het plangebied kunnen worden verwacht. Hiertoe zijn landschappelijke, archeologische en historische bronnen geraadpleegd.Op de geomorfologische kaart ligt het plangebied in een vlakte van sneeuwsmeltwaterafzettingen. Ten westen en oosten van het plan en onderzoeksgebied bevindt zich een ijsstroomruggen/megaflutes, onderdeel van de Hondsrug. Wat dichterbij het plangebied bevindt zich een zone van landduinen met bijbehorende vlakten en laagten. Op het AHN is te zien dat het plangebied zich in een wat lagergelegen zone tussen twee ruggen van de Hondsrug bevindt.. Bodemkundig is het gebied niet gekarteerd, maar waarschijnlijk gaat het om veldpodzolgronden In de omgeving van het plangebied zijn archeologische resten uit het Neolithicum tot en met de IJzertijd bekend.In historische tijden (vanaf circa 1832) werd het terrein omschreven als ‘percelen’. Dit zijn hier waarschijnlijk woeste gronden die in aanmerking komen voor ontginning. Op de topografische kaart 1902 is het plangebied nog in gebruik als heide. Het plangebied bleef onbebouwd tot 1955. Dan verschijnt een gebouw in de zuidelijke helft van het plangebied. Rond 1975 verschijnt ook in het noordelijke deel van het plangebied een gebouw. Deze wordt rond 2006 gesloopt en de rest van de bebouwing in het plangebied wordt rond 2014 gesloopt.Op basis van het bureauonderzoek geldt een hoge verwachting voor de periode Laat Neolithicum – Vroege Middeleeuwen.Het uitgevoerde verkennende booronderzoek heeft tot doel het verwachtingsmodel te toetsen en zo nodig aan te vullen. Hiertoe zijn verspreid over het toegankelijke deel van het plangebied verkennende boringen gezet. In dit stadium is verkennend booronderzoek de meest efficiënte onderzoekswijze om de archeologische potentie van het plangebied in kaart te brengen.Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat ere sprake is van een verstoord pakket met een wisselende dikte. Dit pakket sluit onscherp aan op de C-horizont. Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Ook zijn er geen sporen van bodemvorming gevonden. Op basis van het bureauonderzoek werd wel een podzolbodem verwacht. Het archeologische niveau is daarmee verdwenen. Dat betekent dat het oorspronkelijke leefniveau – en daarmee mobiele vondsten en ondiepe grondsporen – eveneens verdwenen is. Wel kunnen eventuele resten van diepere grondsporen bewaard zijn gebleven (paalkuilen en dergelijke). Deze zijn door middel van booronderzoek niet op te sporen. Meestal is de waarde van dergelijke geïsoleerde resten van diepere sporen vanuit archeologisch perspectief niet groot. De verwachting voor archeologische vindplaatsen uit alle perioden kan daarom worden bijgesteld naar laag.Op basis van het uitgevoerde booronderzoek is de kans klein dat het plangebied archeologische sporen bevat, afgezien van zeer diepe grondsporen. Het archeologisch belang hiervan is laag. Om deze reden adviseren we geen vervolgonderzoek uit te voeren en het plangebied vrij te geven.Dit advies is overgenomen door de bevoegde overheid, de gemeente Emmen. De gemeente wordt hierin vertegenwoordigd door haar deskundige, Mochten tijdens de werkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, of resten waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat het om archeologische resten gaat, dan geldt op grond van de Erfgoedwet (art. 5.10) een meldingsplicht. Dit kan bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE, www.cultureelerfgoed).