In opdracht van Hercuton b.v. heeft Bodac een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd, alsmede een archeologische begeleiding bij het onderzoek naar Ontplofbare Oorlogsresten (OO). Het eerste onderzoek is uitgevoerd in de periode 17 tot 20 mei 2021, het tweede in de periodes 15 juni tot 5 juli en 25 oktober tot 19 november 2021.Het doel van het proefsleuvenonderzoek is het toetsen, en indien nodig aanvullen of wijzigen, van de gespecificeerde archeologische verwachting zoals geformuleerd in het PvE. Dit vindt plaats door het vaststellen van de aan- of afwezigheid van archeologische sporen en vondsten en, indien aanwezig, het bepalen van hun inhoudelijke en fysieke kwaliteit (aard, ouderdom, omvang, gaafheid, conservering. Uiteindelijk heeft het onderzoek als doel een advies te formuleren over welke maatregelen dienen te worden getroffen in het plangebied in het kader van de gemeentelijke archeologische monumentenzorg om de archeologische resten veilig te stellen. Het doel van de archeologische begeleiding van de OO-werkzaamheden is het vaststellen van en eventueel direct documenteren van archeologische resten uit de Tweede Wereldoorlog. De vraagstelling van het proefsleuvenonderzoek is gericht op de algemene bewoningsgeschiedenis van het onderzoeksgebied. De vraagstelling van de archeologische begeleiding is specifiek gericht op de gebruiksgeschiedenis van het gebied tijdens de Tweede Wereldoorlog.Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn elf van de geplande achttien proefsleuven aangelegd. Een aantal proefsleuven zijn afgevallen door de lokale omstandigheden. In de elf aangelegde proefsleuven zijn geomorfologische gezien komafzettingen gevonden, in enkele sleuven zijn tevens geulafzettingen aangetroffen. In deze afzettingen heeft zich een poldervaaggrond ontwikkeld, wat tijdens de aanleg van het veilingterrein in de jaren ’70 is afgedekt met een ophogingspakket van zand. Door bebouwing is de natuurlijke ondergrond sterk verblauwd, wat de spoorzichtbaarheid sterk negatief beïnvloedde. In de werkputten zijn enkele drainagegreppels en een perceelsloot aangetroffen, welke dateren in de Late Middeleeuwen of Nieuwe tijd. Door de afwezigheid van vondstmateriaal is een nauwkeurigere datering niet mogelijk. De afwezigheid van vondsten bevestigd ook dat binnen het gebied nooit intensieve antropogene activiteiten hebben plaatsgevonden. De archeologische begeleiding van de OO-werkzaamheden, eerst intensief en later extensief, heeft, met uitzondering van (resten van) verschoten munitieartikelen, geen archeologisch materiaal resten uit de Tweede Wereldoorlog of enige andere archeologische periode opgeleverd.Op basis van bovenstaande is het advies van Bodac om in het gehele onderzoeksgebied geen archeologisch vervolgonderzoek uit te laten voeren.