Tussen juni en september 2018 heeft Antea Group in opdracht van de gemeente Oosterhout een archeologisch onderzoek uitgevoerd aan de Vrachelsestraat in Den Hout, naast nummer 52. De gemeente Oosterhout is voornemens hier nieuwbouw te ontwikkelen. Aard, omvang en diepteligging van deze herontwikkeling is nog niet bekend. Voorafgaand aan het onderzoek was het plangebied in gebruik als akkerland. Omdat bij de herinrichting van het perceel bodemverstorende werkzaamheden zullen plaatsvinden, was het noodzakelijk om archeologisch onderzoek uit te voeren. Dit heeft bestaan uit een proefsleuvenonderzoek (onder KNA 4.0), met een doorstart naar een archeologische opgraving (onder KNA 4.1). Bij de opgraving zijn vijf werkputten van circa 40 bij 10 m vlakdekkend aangelegd. Ook deze zijn gefotografeerd en ingemeten met de Topcon GPS. Sporen zijn zo veel mogelijk gecoupeerd en een deel van de sporen is vervolgens ook afgewerkt. De zesde werkput die eventueel nog kon worden aangelegd, is uiteindelijk niet aangelegd. Dit omdat het de verwachting was dat deze werkput geen extra informatie zou opleveren met betrekking tot het erf uit de nieuwe tijd dat in de andere putten aanwezig was. De vermoedelijke noordgrens van dit erf bevond zich in werkput 6 en 3.De bodemopbouw bestaat uit een bouwvoor, met daaronder direct de C-horizont (afbeelding #). De C-horizont was niet overal hetzelfde van samenstelling. In werkput 4 was de grond erg hard, iets wat in de overige werkputten niet het geval was. Ook waren er lokale verschillen in de hoeveelheid grind in de bodem. Er is circa 2.400 m2 vlak aangelegd, verdeeld over drie proefsleuven en vijf opgravingsputten. Er zijn in totaal 372 spoornummers uitgedeeld. Het merendeel van de sporen betrof kuilen en paalkuilen, waarbij het onderscheid tussen deze twee niet altijd even gemakkelijk te maken was. Verder zijn er twee (mogelijke) begravingen aangetroffen, een waterput, twee waterkuilen, muurwerk en een greppel. Het meeste vondstmateriaal betreft aardewerk, maar ook bouwmateriaal, pijpensteeltjes, dierlijk bot, menselijke resten en hout behoren tot de vondsten.Een aantal sporen bevond zich in een configuratie die doet vermoeden dat het om een gebouwplattegrond gaat. Vondstmateriaal in de vorm van aardewerk en een pijpensteeltje wijst erop dat deze mogelijke plattegrond dateert uit de nieuwe tijd. De sporen die bij de plattegrond behoren zijn allen vrij breed van vorm en daardoor niet direct in het vlak als paalkuilen herkenbaar. Deze vorm is mogelijk te verklaren door een constructie waarbij gefundeerd wordt op bakstenen poeren. Na de sloop van het gebouw zijn deze bakstenen dan weer uitgegraven om eventueel te hergebruiken. In de directe omgeving van de mogelijke plattegrond bevonden zich nog meer sporen die gezamenlijk een mogelijke plattegrond zouden kunnen vormen. Mogelijk gaat het om een aanbouw bij het gebouw dat is weergegeven op de kadastrale minuut. Deze zou dan wel meer achter op het perceel hebben gelegen dan de weergave op de minuut doet vermoeden.ConclusiesBij het onderzoek zijn drie vindplaatsen aangetroffen. Twee daarvan dateren uit de late middeleeuwen/nieuwe tijd, en van één is de datering onbekend. De eerste betreft het agrarisch weidegebied rondom Den Hout, bestaande uit diverse kuilen, paalkuilen en drenkkuilen. De tweede betreft de inrichting van een huiserf uit de late middeleeuwen/nieuwe tijd dat in gebruik is geweest tot circa 1946. Een gebouwplattegrond en een waterput maken hier deel van uit.De derde betreft twee concentraties van onverbrand menselijk botmateriaal. Vanwege de context waarin het materiaal is aangetroffen, is het niet aannemelijk dat het hier om doelbewuste begravingen gaat. Door de slechte staat waarin het verkeert, was het onmogelijk om het materiaal uitgebreid te analyseren. Uit het vondstmateriaal blijkt in de eerste plaats de datering van de eerste en tweede vindplaats (het agrarisch gebied rondom Den Hout en het huiserf). Uit het dierlijk botmateriaal kon worden geconcludeerd dat er veeteelt heeft plaatsgevonden in het gebied, van voornamelijk runderen. Het vondstmateriaal bestaat namelijk voor een groot deel uit slachtafval.