ADC ArcheoProjecten heeft een inventariserend veldonderzoek op waterfase uitgevoerd voor het plangebied Dijkversterking Marken.De waterveiligheid op Marken voldoet niet aan de huidige waterveiligheidseisen. Grote delen van de dijk kennen stabiliteitsproblemen. Daarnaast is de kering op een aantal plaatsen te laag en is de steenbekleding op veel plaatsen van onvoldoende kwaliteit.1Rijkswaterstaat is voornemens de Omringkade van het voormalige eiland Marken te versterken. De versterking zal plaatsvinden binnen enkele trajecten van de Omringkade aan de zuid- en westzijde.Het eventueel te versterken deel betreft de gehele west- en zuidkade met een totale lengte van 4,9 kilometer, met een bufferzone van circa 50 meter aan beide zijden van de dijk. De totale oppervlakte van het plangebied is circa 604.300 m2. De exacte omvang van de bodemingrepen die met deze versterking gepaard zullen gaan, is vooralsnog onbekend. Het gedeelte waterbodem van het plangebied betreft echter een zone van 25 m breed vanaf de oever langs de Westkade en een zone van 50 m breed vanaf de oever langs de Zuidkade. Er is geen sprake van een bufferzone voor de opwaterfase, waardoor het onderzoeksgebeid gelijk is aan het plangebied in de opwaterfase.Uit het bureauonderzoek is gebleken dat in het plangebied zich mogelijke vindplaatsen uit het Neolithicum bevinden. Deze bevinden zich naar verwachting op oeverwallen/kreekruggen in de top van het Laagpakket van Wormer. Het reliëf van het Laagpakket van Wormer is niet in kaartgebracht, waardoor over de locatie van mogelijke vindplaatsen geen uitspraken kunnen worden gedaan. Verder geldt in het plangebied een zeer lage verwachting voor de periode Bronstijd – Vroege Middeleeuwen. Er geldt een middelhoge tot hoge archeologische verwachting op resten uit de periode Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Voor scheepsresten geldt een hoge verwachting uit deze periode. Nabij de haven kunnen resten van bijvoorbeeld de bottervloot worden aangetroffen.Daarnaast kunnen resten behorende tot vroegere fases van de haven worden aangetroffen, zoals palen of visfuiken. Verder kunnen infrastructurele resten zoals dijken en kades worden gevonden.Ook (woon)werven kunnen worden aangetroffen. Op basis van het side scan sonaronderzoek zijn in totaal 33 contacten waargenomen. Hiervanliggen 20 contacten in het plangebied en dertien contacten buiten het plangebied. Van de 20 sonarcontacten gelegen in het plangebied zijn elf sonarcontacten aangemerkt als object met archeologische verwachting. Zeven contacten zijn aangemerkt als los object, één sonarcontactis aangemerkt als bodemverstoring. Het betreft ankersporen of sleepsporen als gevolg van dat de kiel van een vaartuig de bodem raakt in ondiep water. Tenslotte is er in twee gevallen sprake vankabelrestanten. Buiten het plangebied zijn nog eens vijf contacten met een archeologische verwachting, twee losse objecten of baggerobstakels, één bodemverstoring en vijf nautische objecten waargenomen.Het uitgevoerde magnetometeronderzoek heeft aanvullende informatie geleverd over de side scan sonar contacten en heeft achttien anomalieën met een grotere afwijking dan +/- 50 nT ten opzichte van het aardmagnetisch veld opgeleverd. Met uitzondering van twee anomalieën (367 en 371) liggen alle magnetometer afwijkingen dicht langs de oever en met uitzondering van anomalie 348 worden deze in verband gebracht met de steenbeschoeiing. Ter hoogte van anomalie 348 (met grote afwijking van -737 nT) zijn op de side scan beelden geenbijzonderheden aangetroffen. Op deze locatie kan een ijzerhoudend object zich in de bodem bevinden. Alhoewel op basis van het onderzoek geen verdere uitspraken over de classificatie van de anomalie (archeologisch, NGE of baggerobstakel) kunnen worden gedaan, kan niet worden uitgesloten dat het om een object van archeologische waarde gaat. Het onderzoek heeft twaalf locaties opgeleverd die in aanmerking komen voor vervolgonderzoek. Dit betreffen elf sonarcontacten met een archeologische verwachting en één magnetometeranomalie.Voor alle archeologische contacten adviseert ADC Maritiem een vervolgonderzoek conform de KNA 4.0: IVO Onderwater (protocol 4103, duikinspectie). De duikinspectie betreft de verkennende fase van het onderwateronderzoek. Indien op basis van de duikinspectie blijkt dat het contact inderdaad een archeologisch object betreft, zal overleg moeten plaatsvinden om te bepalen of de volgende stap van de KNA, IVO Onderwater Waarderend, moet worden uitgevoerd of dat de locatie ontzien kan worden.Verder geldt dat de gebruikte opsporingsmethode met side scan sonar alleen een beeld oplevert van eventuele archeologische resten aan of op het waterbodemoppervlak. Volledig met sediment afgedekte scheepswrakken of vondsten kunnen niet worden opgespoord.Het uitgevoerde magnetometeronderzoek is wel bodempenetrerend. Dit onderzoek heeft aanvullende informatie geleverd over de side scan sonar contacten en heeft enkele anomalieën met een grotere afwijking dan +/- 50 nT ten opzichte van het aardmagnetisch veld opgeleverd.Anomalie 348 heeft een dusdanige grote afwijking (-737 nT) dat geadviseerd wordt om ook deze locatie te inspecteren en handmatige sonderingen uit te voeren om te bepalen of het inderdaad eenbegraven object betreft. Indien op basis van de sonderingen vermoed wordt dat het een groter object betreft, kan aanvullend onderzoek in de vorm van een proefput gewenst zijn. Het uitgevoerde onderzoek betreft niet een onderzoek naar niet gesprongen explosieven en hetrisico op aantreffen is niet bekend. Bij bodemroerende werkzaamheden wordt daarom geadviseerd op de locaties met magnetometeranomalieën extra veiligheidsmaatregelen in acht te nemen.Voor het gehele gebied wordt geadviseerd om, na het verifiëren van de twaalf te inspecteren locaties, bodemverstorende werkzaamheden uit te voeren onder archeologische begeleiding (KNA protocol 4107). De begeleiding kan passief worden uitgevoerd en dient als vangnet voor het geval er iets wordt gevonden. Dit komt er in de praktijk op neer dat er een meldingsprotocol moet worden opgesteld, dat aan de uitvoerders moet worden toegelicht. Uitgangspunt is dat in geval van een archeologische vondst een archeoloog op oproepbasis moet kunnen worden ingeschakeld om de situatie te beoordelen op het moment dat op archeologische resten wordt gestuit. Voor de archeologische begeleiding dient conform de KNA 4.0 een door het bevoegd gezag goedgekeurdProgramma van Eisen te worden opgesteld. Hierin kan vervolgens verwezen worden naar het genoemde meldingsprotocol.Er is een apart advies opgesteld voor de zones langs de Zuidkade, die door ondiepte niet gesurveyed konden worden.