In verband met de toekomstige uitbreiding van Leeuwarden in het gebied rond Goutum – plangebied ‘De Zuidlanden’ – is een grootschalige Milieu Effect Rapportage (MER) noodzakelijk. Een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) is onderdeel van deze MER. Conform het verdrag van Malta heeft het projectbureau van de gemeente Leeuwarden dat belast is met de voorbereiding van het plangebied ‘De Zuidlanden’, aan Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) de opdracht gegeven om dit IVO uit te voeren.Het IVO bestaat uit een bureau-onderzoek, uitgevoerd door mw. drs. S.A.Mulder en drs. ing. G.J. de Roller op 24 augustus en 2 september 2005, en een archeologisch booronderzoek dat is uitgevoerd tussen 5 en 21 september onder leiding van drs. ing. G.J. de Roller en mw. drs. M. Essink en met medewerking van drs. H.H. Burmann, drs. E.W. Brouwer, J.F. Seubers en drs. R. van Lil. Op 14 december 2005 zijn 23 controleboringen gezet tot maximaal 5 m onder het maaiveld om een beter beeld te krijgen van de diepteligging van het pleistocene zand. Deze boringen zijn uitgevoerd door drs. ing. G.J. de Roller en A. Wieringa.Conclusie en aanbeveling:Uit het bureau-onderzoek komt naar voren dat zich rond het onderzoeksterrein diverse vindplaatsen uit de periode IJzertijd –Nieuwe Tijd bevinden. Het is dan ook zinvol om door middel van een booronderzoek na te gaan of zich in het onderzoeksgebied ook vindplaatsen uit deze periode bevinden. Daar waar het pleistocene zand zich ondieper binnen het boorbereik bevindt moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van steentijd (Mesolithicum) vindplaatsen.Uit het booronderzoek volgt dat het onderzoeksgebied wordt gekenmerkt dooreen constante bodemopbouw met alleen bij de boringen T en U een indicatie, in de diepe ondergrond, voor een inbraakgeul.In het pleistocene zand is in een aantal boringen houtskoolstukjes aangetroffen. In drie boringen (P, Q en W) waren de stukjes houtskool zo groot dat ze gedetermineerd konden worden als (Pinus) dennenhoutskool.Voor deze locaties moet rekening gehouden moet worden met de mogelijkheid van een steentijdvindplaatsGezien de rijkdom aan vindplaatsen ten oosten en westen van het onderzoeksgebied valt het hier onderzochte terrein op door het ontbreken van vindplaatsen. Mogelijk vonden hier ‘off-site’ activiteiten plaats vanuit de vindplaatsen in de omgeving.Nader onderzoek van een aantal locaties wordt aanbevolen.
Date: 30-08-2005 (aanvang onderzoek)
Date: 2005