In opdracht van Ouwehands Dierenpark B.V. heeft RAAP in januari-februari een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd voor het onderzoeksgebied Rendierenverblijf Ouwehands Dierenpark te Rhenen in de gemeente Rhenen (figuur 1). Ter plaatse van het huidige rendierenverblijf zal een nieuw verblijf voor
amoerpanters worden aangelegd. Voor het nieuwe verblijf zal een omheinde buitenruimte worden ingericht met een binnen/nachtverblijf voor de dieren. Het onderzoek vond plaats in het kader van een omgevingsvergunning.
Op grond van de onderzoeksresultaten en onder verwijzing naar de doelstellingen, kunnen de volgende uitspraken worden gedaan:
Binnen het plangebied was oorspronkelijk een podzolgrond aanwezig, die grotendeels is verstoord. In twee boringen is nog wel van een BC-horizont aangetroffen, wat aangeeft dat de bodem ter plaatse minder diep is afgetopt. Zodoende kunnen in dit niveau nog diepere archeologische grondsporen
aanwezig zijn. Voor het deel van het plangebied waar een BC-horizont aanwezig is kan daarmee een hoge archeologische verwachting worden behouden voor de aanwezigheid van grondsporen uit de periode van het laat neolithicum t/m de late middeleeuwen.
Op basis van eerder uitgevoerd bureauonderzoek en luchtfoto’s uit de periode van de Tweede Wereldoorlog is het aannemelijk dat binnen het plangebied een loopgraaf aanwezig was. De ligging hiervan is vermoedelijk in het noordoostelijke deel van het plangebied waar boring 4 is gezet. Tijdens het veldonderzoek is het niet mogelijk gebleken om vast te stellen of delen van de verstoorde grond
verband houdt met sporen uit de Tweede Wereldoorlog.
Op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat in het plangebied (mogelijk) archeologische resten bedreigd worden door de voorgenomen bodemingrepen. Daarom wordt geadviseerd om de plannen zodanig aan te passen dat verstoring wordt voorkomen. Dat kan door binnen de adviesgebieden van figuur 9 geen bodemingrepen dieper dan 20 cm -mv uit te voeren. Het aanbrengen
van poeren voor het hekwerk zoals aangeven binnen de bestaande planvorming vormt hierop een uitzondering. De omvang van deze bodemingreep en de verstoring van een eventueel archeologisch niveau hierdoor zal namelijk dusdanig gering zijn dat deze kan worden ontzien van archeologisch vervolgonderzoek.