De geïnterviewde werd vlakbij de Duitse grens geboren. Zijn ouders hebben een lange tijd in Duitsland gewoond. Aan het begin van de oorlog is de geïnterviewde in militaire dienst in Rotterdam en maakt het bombardement van 14 mei 1940 mee. Tijdens de oorlog koestert hij geen haatgevoelens tegen Duitsland op zich, omdat hij door zijn opvoeding nooit vervelende associaties heeft gehad met Duitsland. Na zijn militaire dienst kwam hij terecht bij de Koninklijke Marechaussee. In 1941 heeft hij nog bewakingsdiensten moeten uitvoeren in het Centraal Vluchtelingenkamp Westerbork.De geïnterviewde duikt later in de oorlog onder in Groningen bij een Officier van Justitie. Deze Officier van Justitie werd Advocaat-Fiscaal en werd na de bevrijding belast met de berechting van oorlogsmisdadigers in het kader van Bijzondere Rechtspleging. De geïnterviewde raakte door deze man betrokken bij het werk en tekende veel processen-verbaal op. Ook is hij betrokken bij de Politieke Opsporingsdienst.
Na de Tweede Wereldoorlog zijn zo'n 120.000 tot 180.000 mensen voor korte of langere tijd geïnterneerd in meer dan 120 Nederlandse interneringskampen. Ook in het voormalige doorgangskamp Westerbork werden van 24 april 1945 tot 1 december 1948 NSB'ers, Waffen-SS'ers, landwachters en andere van collaboratie verdachte personen opgesloten. Aanvankelijk waren de omstandigheden slecht. Naar de gezondheid en veiligheid van de duizenden geïnterneerden keek in de zomer van 1945 bijna niemand om. Gebrekkige leefomstandigheden, onvoldoende medische voorzieningen en zowel psychische als fysieke mishandelingen waren aan de orde van de dag. In het kamp heerste volstrekte willekeur.Getuigen van de naoorlogse internering in het kamp hebben in dit project over hun ervaringen verteld. Hun relaas geeft inzicht in het systeem van internering van collaborateurs vlak na de oorlog en maakt duidelijk hoe Nederland met zijn 'foute' landgenoten omging.