In opdracht van Grondslag B.V. zijn in april en juni 2009 een archeologisch bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) verkennende fase door middel van boringen uitgevoerd in verband met de geplande ontwikkeling van de locatie Stad van de Zon, fase 3 in Heerhugowaard-Zuid, gemeente Heerhugowaard. Uit de onderzoeken blijkt dat bij het droogleggen van de Heerhugowaard in 1630 getijdeafzettingen van ongeveer 3300 en 2900 voor Chr. opnieuw aan het maaiveld kwamen te liggen. De getijdeafzettingen bestaan globaal uit wadplaatafzettingen bedekt met een slikdek, waarop in de noordelijke helft van het plangebied een zandrug voorkomt. Deze zandrug is ongeveer 300 tot 400 m breed, waarschijnlijk enkele kilometers lang en was oorspronkelijk mogelijk 90 to 100 cm hoog. Ten zuiden van de rug liggen kwelderafzettingen en een fossiele kreekgeul van waaruit de kwelderklei ook gedeeltelijk op de zandrug is afgezet. Door zowel de erosie van het veen, landbouwactiviteiten sinds de inpoldering en recente ontgravingen van zand en de bouwvoor in delen van het plangebied is de bovengrond van de getijdeafzettingen verstoord geraakt. De afwezigheid van bodemvorming in de zandrug voorafgaand aan de afzetting van de kwelderklei, alsmede het dynamische milieu waarin de verschillende geomorfologische eenheden zijn ontstaan en het volledig ontbreken van archeologische indicatoren in verschillende onderzoeken die binnen het plangebied zijn uitgevoerd, maken het onwaarschijnlijk dat er op de zandrug archeologische resten voorkomen uit de periode Midden tot Laat Neolithicum. Wel lijkt waarschijnlijk dat de aanwezigheid van het dorp Butterhuizen in de Nieuwe tijd, ter hoogte van het Strand van Luna en de Waerdse Tempel, gekoppeld kan worden met het verloop en de hoogteligging van de zandrug. Blijkbaar vormde de zandrug ter hoogte van Butterhuizen wel een goede ondergrond voor bewoning, maar dan in een latere periode en buiten het plangebied. Op basis van de resultaten van het Inventariserend Veldonderzoek wordt daarom geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te laten voeren.
Archeologisch Bureauonderzoek & Inventariserend Veldonderzoek (IVO), verkennende fase d.m.v. boringen