In opdracht van geWOON architecten heeft Transect b.v. in februari 2018 een archeologisch proefsleuvenonderzoek en opgraving aan de Emmastraat te Bladel (gemeente Bladel) uitgevoerd. De aanleiding voor het onderzoek wordt gevormd door de geplande bouw van twee woningen met garages. Voor het bouwplan is een bestemmingsplanwijziging nodig. In het kader hiervan is een ruimtelijke onderbouwing nodig, waarvoor archeologisch onderzoek is vereist. In het bureauonderzoek (Verboom-Jansen 2017), waarmee een eerste stap werd gezet in de archeologische onderzoeksplicht, werd op basis van de geomorfologische en bodemkundige opbouw, de archeologische bekende waarden in de omgeving geconcludeerd dat in het gebied een hoge archeologische verwachting is op resten vanaf het Laat-Paleolithicum tot en met de Nieuwe tijd, met een specifieke nadruk op nederzettingsresten uit de Late-Middeleeuwen en/of Nieuwe tijd. Vanwege deze hoge verwachting is besloten om in het plangebied een inventariserend veldonderzoek, door middel van proefsleuven (met optie tot doorstart naar een opgraving) uit te laten voeren. Middels een veldbezoek gedurende het onderzoek heeft de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB) - als afgevaardigde van het bevoegd gezag - besloten direct een doorstart naar een opgraving plaats te laten vinden ter hoogte van de meest westelijke toekomstige woning. Hier zijn namelijk resten aangetroffen die als behoudenswaardig zijn aangemerkt. Resultaten In het plangebied zijn behoudenswaardige nederzettingsresten van een historisch pand (aan de westzijde) en diens perceelgrens (oostzijde) aanwezig. De sporen bestaan uit enkele greppels (de perceelgrens), enkele kuilen, een uitbraakspoor, paalsporen en de restanten van een gemetselde kelder. De resten zijn middels de uiterlijke kenmerken, gecombineerd met vondstmateriaal te koppelen aan het historische pand, waarbij door middel van vergelijking met historisch kaartmateriaal bevestigd is dat het pand aan het begin van de negentiende eeuw reeds bestond. De woning werd bewoond door een wagenmaker, die hoogstwaarschijnlijk zelfvoorzienend was. Naast zijn woning onderhield hij een moestuin en op het naastgelegen perceel een akker. Het vondsmateriaal heeft verder niet geleid tot een oudere datering van bepaalde sporen, waaruit bijvoorbeeld een eventuele voorganger of vroegere fase van het pand uit af te leiden zou zijn. De hoeveelheid en de aard van het vondstmateriaal sluit aan bij dit landgebruik gedurende de Nieuwe tijd. Het betreft onder andere slechts een kleine hoeveelheid aardewerk en bouwmateriaal die op basis van het baksel in de Nieuwe tijd te plaatsen zijn. Een specifiekere datering van het vondstmateriaal is lastig wegens het gebrek aan duidelijke diagnostische kenmerken. De aangetroffen resten passen goed in het huidige beeld met betrekking tot de cultuurlandschap van de Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Nederzettingsresten uit de Vroege-Middeleeuwen worden bijvoorbeeld enkele honderden meters ten oosten van het plangebied verwacht, nabij de Rooms Katholieke kerk van de Bladel. De middeleeuwse kern van Bladel ontstond allereerst op die locatie, getuige ook eerder aangetroffen bekende archeologische waarden. Gedurende een vroege fase in de Late-Middeleeuwen (elfde-dertiende eeuw) is de kern van Bladel – zoals bij veel dorpen in Brabant gebeurde – verplaatst naar de huidige locatie. Geconcludeerd kan worden dat de verwachtingen op het aantreffen van historische resten uit de Nieuwe tijd bevestigd zijn. Deze behoudenswaardige resten zijn met name aangetroffen aan de westelijke zijde van het plangebied. Om deze reden heeft hier ook een opgraving plaatsgevonden tot aan de contouren van de toekomstige woning.