De natuurlijke ondergrond (C-horizont) bestaat uit matig fijn, siltarm tot zwak silthoudend zand en loopt op van circa 8 m + NAP in het noorden, zuiden en westen tot 9 m + NAP in het centraal oostelijke deel (dekzandkop) van het plangebied. Het oudste aardewerk dat tijdens de opgraving is aangetroffen betreft handgevormd prehistorisch aardewerk. De fragmenten handgevormd aardewerk kunnen dateren vanaf de Late Bronstijd tot in de Midden IJzertijd (1100 v. Chr. - 350 v. Chr.). Het overige aardewerk is te dateren tussen 1000 en 1900 n. Chr. De aangetroffen grondsporen lijken ook uit deze periodes te dateren. Binnen het plangebied zijn archeologische resten en grondsporen uit verschillende periodes aangetroffen. Er zijn minimaal drie archeologisch relevante gebruiks- en bewoningsperiodes te onderscheiden, namelijk de IJzertijd, de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd 16e – 17e eeuw. De voormalige bebouwing en bijbehorende bezinkputten hebben binnen het plangebied gezorgd voor een aanzienlijke verstoring. Daarnaast zijn er ook (subrecente)verstoringen in het plangebied aanwezig die in de 18-19e eeuw zijn gedateerd. Dit gecombineerd met het feit dat alleen de te verstoren delen zijn onderzocht, heeft er toe geleid dat het onderzoek beperkingen heeft met betrekking tot de interpretatie van de aangetroffen huisplattegronden. Binnen het plangebied is een erf uit de Late Middeleeuwen en zijn nederzettingssporen uit de IJzertijd aangetroffen. De bebouwing uit de IJzertijd is in het oostelijke deel van het plangebied aangetroffen en ligt op de flanken van een dekzandkop. Aan de voet van de westflank van de dekzandkop ligt een erf uit de Late Middeleeuwen met minimaal drie bewoningsfases. Met name aardewerk uit de periode 1300 tot 1550 n.Chr. is goed vertegenwoordigd. Bij de aardewerk fragmenten gaat het om ‘normaal’ gebruiksaardewerk dat in alle lagen van de bevolking in gebruik was. Het deel dat te dateren is in de 14e en 15e eeuw toont aan dat er in die periode zeker bewoning aanwezig is geweest op het terrein. Het Middeleeuwse erf moet dan ook waarschijnlijk in deze periode worden geplaatst. In het relatief laag gelegen zuidwestelijke deel zijn sporen uit de prehistorie en Late Middeleeuwen – Nieuwe tijd aanwezig. Deze zone zou als off-site kunnen worden getypeerd. Binnen het plangebied zijn ten minste zes (A, B, C, D, E en F) structuren aanwezig geweest. Het beeld van alle aangetroffen structuren is beperkt. De (minimaal) twee structuren uit de IJzertijd zijn moeilijk bij een type onder te brengen. Vanwege het verschil in de vulling lijkt er sprake te zijn van twee verschillende fases in de IJzertijd. De structuren C, D en E horen bij het laat middeleeuwse erf en zijn geïnterpreteerd als gebouwen die vallen binnen de bouwtraditie van de types Gasselte B en B’. Van structuur F is alleen een poer bewaard gebleven. Waarschijnlijk gaat het om een bijgebouw uit de 16e-17e eeuw. De structuren C, D, en E representeren minimaal drie bewoningsfases in de Late Middeleeuwen. De greppels ten noorden van het erf en de verrommelde laag (karrenspoor of verploegd) ten zuiden (oversnijdt structuur E) worden als onderdeel van dit erfcomplex gezien.
Date: 2013-05-02