In het plangebied is Hollandveen aangetroffen, dat overwegend is gevormd tijdens het Midden- en Laat-Subboreaal. De top van dit pakket bestaat in profiel B en een deel van profiel A uit een laag veraard veen (bijlagen 5 en 7), doordat het na de veenvorming enige tijd boven de grondwaterspiegel aan het oppervlak heeft gelegen (vanaf de late bronstijd-vroege ijzertijd). Vanaf deze periode kan bewoning hebben plaatsgevonden.In het plangebied zijn op of in het veraarde veen geen archeologische indicatoren gevonden. Uit Vlaardingen en omgeving zijn echter vindplaatsen uit de ijzertijd bekend die op het Hollandveen liggen (Bult 1983). Ook is bewoning uit de Romeinse tijd op veen aangetroffen. De archeologische verwachting op het aantreffen van woonplaatsen uit de ijzertijd tot en met vroeg-Romeinse tijd is derhalve gesteld op middelhoog.De tweede fase kreekvorming in het plangebied, stamt waarschijnlijk uit de late ijzertijd of vroeg-Romeinse tijd. De oeverwallen hierlangs vormen natuurlijk hooggelegen gebieden, die uitermate geschikt zijn voor bewoning. In boring 12 en 13 zijn archeologische indicatoren aangetroffen in de restgeul van de kreek (bijlage 7). Boring 13 bevat tevens twee begroeiingshorizonten, hetgeen een aanwijzing is dat de opvulling van de geul meerdere malen gestagneerd is. Deze laaggelegen, natte plek is echter ongeschikt voor bewoning. Waarschijnlijk betreft het hier een afvalstort van een nederzetting op de nabijgelegen oeverwal. In het plangebied is de top van deze oeverwalafzettingen vooralsnog niet aangetroffen, doordat deze bij de aanleg van de Westwijk grotendeels afgegraven of vermengd is geraakt met het ophogingspakket. Op plaatsen waar de oeverwal nog intact is, is de kans op het aantreffen van nederzettingsresten uit de late ijzertijd tot en met vroeg-Romeinse tijd hoog. De restgeul van de kreek lijkt op verschillende plekken in het plangebied intact. De kans op het aantreffen van archeologische resten hierin in de vorm van gedumpt afval is eveneens hoog.Ter plaatse van boringen 11 en 13 (raai B) is een laag veraard veen aangetroffen die de restgeulafzettingen en waarschijnlijk ook de oeverwal heeft bedekt. In dezelfde raai is ook in boring 18 deze oppervlaktelaag aangetroffen (bijlage 7) en in profiel A is een soortgelijke laag aangetroffen bij boring 5 (bijlage 5). Deze laag heeft waarschijnlijk in de vroege middeleeuwen aan de oppervlakte gelegen. In het plangebied zijn in deze laag echter geen archeologische indicatoren aangetroffen. Ook in de nabije omgeving lijkt er sprake te zijn van een bewoningshiaat. De kans op het aantreffen van archeologische indicatoren uit de vroege middeleeuwen is daarom laag tot middelhoog. Boven het veraarde veen is een pakket klei afgezet. Mogelijkerwijs behoort dit pakket tot het Vlaardingendek. Boring 11 bevat echter veenlaagjes, die indeling bij een overstromingspakket onwaarschijnlijk maken.In het verkennend booronderzoek zijn enkele kansrijke lagen aangeboord. Tevens zijn in enkele boringen archeologische indicatoren aangetroffen in de restgeulopvulling van een kreek. Het betreft hier waarschijnlijk een afvaldump van een nederzetting op de nabijgelegen oeverwal (late ijzertijd tot en met vroeg-Romeinse tijd). Indien de top van de oeverwal nog intact is, is de kans op het aantreffen van archeologische resten hoog. Het is echter niet duidelijk in hoeverre de kansrijke lagen en de vondstlagen in het plangebied nog intact zijn. Naast de exacte ruimtelijke opbouw van de ondergrond kon ook de verstoringsdiepte in het merendeel van het plangebied nog niet onderzocht worden vanwege de aanwezige bebouwing. Daarom adviseert BAAC bv bij bodemverstorende activiteiten de ondergrond in ieder geval niet dieper dan 50 cm -mv te verstoren. Indien er toch ontgravingen plaatsvinden van dieper dan 50 cm -mv adviseert BAAC bv een waarderend onderzoek door middel van proefsleuven in het gehele plangebied teneinde de aard, omvang en gaafheid van eventuele archeologische resten vast te stellen, nadat de huidige bebouwing is gesloopt tot niet dieper dan het 50 cm -mv.