Tijdens de opgraving in Goor is een drietal werkputten aangelegd op een onderzoekslocatie in de stadskern. Ter hoogte van werkput 2 is een viertal structuren aangetroffen die begraven lagen onder het bouwzand van de gesloopte bebouwing. Drie van de putten kunnen op basis van vondsten en grondmonsters gedateerd worden. Het oudste exemplaar (S9 en S10) is op vlak 2 aangetroffen waarbij het gaat om de resten van oversnijdende waterputten. De datering van beide putten ligt daarbij op de overgang van de volle naar de late middeleeuwen. Een waterput (S3, S4 en S6) opgebouwd uit zandstenen blokken (herkomst groeves te Bentheim/Gildehaus), dateert vermoedelijk uit de 18e eeuw. Op basis van de cementresten afgesmeerd ter fixatie van de bovenste rijen blokken natuursteen, is de opbouw van de put herstelt, ergens in de 20e eeuw. Onduidelijk is of het herstel daarbij gericht was op gebruik of dat het om een visuele make-up gaat. In dezelfde eeuw maar dan waarschijnlijk in de 2e helft, is de bovenzijde van de put opgevuld met afval (hoeveelheden vlakglas, steenkool en los bouwpuin). Daarmee is de put in onbruik geraakt. Daarnaast is een recente beerput (S7 en S8) gevonden, die vermoedelijk toch als waterput geïnterpreteerd moet worden. De datering van deze put ligt in de 20e eeuw. Een vierde waterput (S11, S12 en S13) blijft ongedateerd maar intact achter in de bodem.De structuren zijn een bevestiging dat binnen de onderzoekslocatie op grotere diepte intacte restanten aanwezig zijn die te maken hebben met de historische stadskern van Goor. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat resten van historische bebouwing niet zijn aangetroffen.Een volledig beeld kan niet gegeven worden omdat een groot deel van de nieuwbouw geplaatst is op het bouwzand van de sloop of nieuw aangebrachte ophoging. Voor de werkputten 1 en 3 is het beeld ook niet compleet. Het onderzoek hier is niet tot op de onverstoorde ondergrond uitgevoerd, waardoor intacte sporen nu mogelijk niet gezien zijn. De bouw van de voormalige Rabobank in 1989 (en in 1993, de aanbouw) is volgens het programma van eisen gepaard gegaan met extensieve bouwactiviteiten.33 Zo is het gehele bouwoppervlak voor de Rabobank was afgegraven tot 120 cm onder straatniveau. Het pand was verder gefundeerd op 16 betonnen poeren die tot 160 centimeter onder straatniveau in de bodem zijn geslagen. Daarnaast is de aanwezige liftschacht aangelegd tot op 150 centimeter onder straatniveau. De kans op het aantreffen van intacte resten binnen de hierboven gestelde bodemdieptes is volgens het programma van eisen klein. Het huidige archeologisch onderzoek heeft echter uitgewezen dat structuren zoals waterputten op een dieper niveau nog wel aanwezig kunnen zijn in de bodem. Aangezien tijdens het archeologisch veldonderzoek, ter plaatse van de voormalige Rabobank, geen graafwerkzaamheden werden uitgevoerd, is hier geen waarneming gedaan. Op de bewuste locatie is een grondpakket, bestaande uit recent cunetzand, aangetroffen. Het cunetzand ligt daarbij stratigrafisch hoger dan de aanpalende structuren, gevonden in werkput 2 op vlak 2. Wel is onduidelijk of de bodem voorafgaand aan het opbrengen van dit zandpakket ontgraven is en zo ja, tot op welke diepte. Die onduidelijkheid bestond al tijdens het opstellen van het programma van eisen aangezien het programma aangezien hierin staat aangegeven dat in de bouwvergunningen hierover niets is opgenomen. Na afronding van het archeologische veldwerk is in februari 2022 begonnen aan de bouw van de supermarkt. Uit het archeologische onderzoek komt naar voren dat de huidige bouwwerkzaamheden geen belemmering vormen voor de archeologische resten in de bodem. De aangetroffen archeologische resten worden afgedekt door een vlakke betonnen plaat welke geplaatst is boven de relevante bodempakketten. Daarom wordt geadviseerd, op het gebied van archeologie, in te stemmen met de huidige bouwwerkzaamheden. Bij toekomstige bouwplannen op de onderzoekslocatie wordt een (ander) maatadvies geformuleerd (zie Kaart 10). Voor bouw in de toekomst wordt eadviseerd, de waardestelling op de gemeentelijke archeologische waardenkaart niet naar beneden bij te stellen maar te handhaven. Op basis van de onderzoeksuitkomsten wordt in dat geval aanbevolen een aanvullend (verkennend) onderzoek uit te voeren. Mochten bouwplannen in de toekomst impliceren dat de beschermende betonnen vloer verwijderd moet worden, dan wordt geadviseerd tijdens de sloopfase, in ieder geval de werkzaamheden ter hoogte van de structuren (waterputten) te begeleiden (voor de centrum-coördinaten van de afzonderlijke structuren zie paragraaf 5.2).