Het bureauonderzoek toont aan dat er een voor het plangebied een hoge verwachting voor de alle periode is door de aanwezigheid van een eerddek op een dekzandrug. Er is een gerede kans op een bodemverstoring door het afgraven van een deel van het plaggendek met ca. 80 cm. Verwacht wordt dat 20-40 cm van het plaggendek nog aanwezig is en archeologische waardevolle lagen en vindplaatsen nog intact zijn. Derhalve is om de intactheid van de bodem te toetsen en archeologische vindplaatsen vast te stellen een inventariserend booronderzoek (verkennende en karterende fase) met 5 boringen uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de bodem in een deel van het plangebied bestaat uit een restant van een plaggendek van ca. 35 cm dik, die afgedekt wordt door een subrecente bouwvoor. In boring 2 en 3 bevindt zich onder de eerdlaag een E- en B-horizont (laarpodzol). In boring 1 en 5 is het oorspronkelijke plaggendek niet meer aangetroffen. Hier gaat de subrecente bouwvoor als gevolg van ploegen of eerdere graafwerkzaamheden via een Ap2-horizont (boring 1) en een A/Chorizont (boring 1 en 5) over in de C-horizont. Vanwege het aantreffen van een intacte podzol in boring 2 en 3 is de kans klein dat in het plangebied sprake is van bewoningssporen uit de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. Tijdens het uitzeven van de B-horizont en de top van de C-horizont zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen die erop duiden dat het plangebied voor de Middeleeuwen bewoond was.