In opdracht van Jansen Bouwontwikkeling B.V. heeft BAAC een proefsleuvenonderzoek (IVO-p) en een archeologische begeleiding uitgevoerd in plangebied Pastoor van Tielstraat te Leuth, gemeente Berg en Dal. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen bouw van woningen binnen het plangebied waarbij een gerede kans bestaat dat archeologische waarden vernietigd zullen worden. Tijdens het onderzoek zijn zes proefsleuven aangelegd. Vanwege de hoge verwachting op de aanwezigheid van niet-ontplofte munitieresten is het plangebied onderzocht op de aanwezigheid hiervan. Het benaderen van verdachte voorwerpen die zich op grotere diepte bevonden is archeologisch begeleid.Binnen het plangebied heeft geen vooronderzoek plaatsgevonden. Op aangrenzende percelen aan zowel de oost- als westzijde zijn echter zowel een boor- als een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd, in beide gevallen gevolgd door een opgraving. Op beide percelen zijn de resten van een nederzetting uit de Romeinse tijd aangetroffen, waardoor het meer dan waarschijnlijk is dat ook binnen het plangebied resten van de nederzetting aanwezig zijn.Uit het onderzoek is gebleken dat het plangebied zich op de zuidelijke flank van de oost-westgerichte stroomrug van Leuth bevindt. Deze stroomrug bestaat uit beddingafzettingen van grof zand en grind waarop kleiige oeverwalafzettingen zijn afgezet. Ingebed in de oeverwalafzettingen is een grijze vegetatiehorizont aangetroffen. Ook het niveau van deze horizont loopt in zuidelijke richting af, aan de noordzijde is de horizont opgenomen in de bouwvoor, aan de zuidzijde bevindt de horizont zich op 90 cm beneden maaiveld. Gezien het vondstmateriaal dat in de horizont is aangetroffen, vertegenwoordigt de horizont het maaiveld gedurende de Romeinse tijd.In de oeverwalafzettingen onder de vegetatiehorizont/vondstlaag werden grondsporen zichtbaar. De sporen zijn verspreid over de zes proefsleuven en het begeleide oppervlak aangetroffen, al lijkt er zich een concentratie van sporen te bevinden in het centrale deel van het onderzoeksterrein. Structuren kunnen uit de aangetroffen paalkuilen niet geconstrueerd worden, maar de dichtheid aan paalkuilen doet vermoeden dat deze wel aanwezig zijn.In de vondstlaag, en in enkele van de grondsporen, is divers vondstmateriaal aangetroffen. De hoofdmoot hiervan bestaat uit aardewerk. Dit aardewerk bestaat voornamelijk uit Romeins gedraaid aardewerk daterend uit de loop van de 1e tot het eind van de 2e eeuw. Een relatief grote hoeveelheid handgevormd aardewerk aangetroffen in een paalkuil kan eveneens gedateerd worden in de 2e eeuw. Andere aangetroffen vondstcategorieën betreffen bouwkeramiek, metaal,dierlijk bot en natuursteen. De aanwezigheid van Romeinse dakpan wijst mogelijk op de aanwezigheid van steenbouw in de omgeving. Het aangetroffen metaal, bestaande uit resten van fibulae, munten en een pijl/lanspunt, dateert eveneens uit de 1e en 2e eeuw na Chr. Het dierlijk bot laat zien dat in ieder geval rund, paard, schaap/geit en hond werd gehouden.Op grond van de overeenkomsten in aard en de datering van de aangetroffen resten van elk van de drie onderzoeken (het onderhavige onderzoek en die uitgevoerd ten oosten en westen van het plangebied) kan geconcludeerd worden dat de resten deel uitmaken van één nederzetting die zich uitstrekt over een afstand van ten minste 400 m. Aan de zuidzijde wordt de nederzetting begrensd door een kronkelwaardgeul die de stroomrug waarop de nederzetting zich bevond afsloot. De begrenzing van de nederzetting aan de noordzijde lijkt binnen het huidige plangebied niet bereikt. Daar waar bij de aangrenzende onderzoeken het noordelijke deel van het plangebied verstoord bleek te zijn, zijn binnen het huidige onderzoekgebied tot aan de noordgrens sporen aangetroffen. Daarmee moet het hele plangebied tot de vindplaats gerekend worden.Op grond van een waardering van de vindplaats waarin deze een score van 6 punten voor fysieke kwaliteit en een score van 7 punten voor inhoudelijke kwaliteit haalt, adviseert BAAC om de vindplaats te beschermen middels behoud in situ of, indien dit niet mogelijk is, door behoud ex situ door middel van een opgraving.