Javanen in Diaspora, interview met Katidjah Kasanoemar

DOI

Naam: Katidjah KasanoemarAchternaam: KasanoemarGeboorteplaats: Saramacca, SurinameGeboortedatum: 1943Als mijn vader naar de 'sawah' (rijstveld) ging om rijst te planten, dan tilde hij me op zijn rug of zijn schouder. Hij nam me mee en zette me op de grond aan een kant waar het hoog en droog was. Daar moest ik zitten wachten tot mama en papa klaar waren met werken:  met 'nandur pari' (rijst planten), 'ndawut' (rijstplantjes na het inzaaien herplanten) en 'baba' (wieden). Toen ik klein was, was het altijd afwachten wat ik te eten kreeg. Er was geen vlees zoals tegenwoordig. Wanneer mijn vader tijd had om te hengelen, dan kregen we vis. De bladeren van de 'pace'-plant kookte ik en at ik met sambal of met 'teri' (gedroogde, gezouten visjes).Op mijn twaalfde verhuisden we van Saramacca naar Lelydorp-Desa om daar een kostgrond te beginnen. Vroeger noemden ze het 'Kofi Djompo'. Mijn vader heeft het kostgrondje zelf ontgonnen.  Onze huis en het dak werden gemaakt van 'Palulu'-takken (soort bloemplant) en bladeren met houten pilaren. Mijn moeder heeft het echt zwaar gehad. Na het ochtendgebed ging zij het huis uit en begon ze te werken op het kostgrondje. Elke dag moest ik 'padi' (ongepelde rijst) stampen met mijn voeten. Door de hitte kreeg ik blaren. De 'padi' moest tot rijst worden gemaakt die geschikt was om te koken. Het koken van de rijst gebeurde op hout en om het vuur brandend te houden moest ik het met een waaier aan de gang houden. 

Als ik naar school ging, konden mijn ouders mij niet eens wat geld meegeven. Alleen een ei kreeg ik mee als ontbijt. Ik liet het ei achter bij de Chinees en van hem kreeg ik dan een stukje brood met pindakaas en een ijsblokje.Ik ben tot de zesde klas naar school geweest. Toen kreeg ik een getuigschrift en mocht ik van school. De reden was dat mijn ouders veel te streng waren voor mij. Ouders waren zuinig op hun kinderen in die tijd. Omdat ik een meisje was, was mijn vader bang als wanneer ik alleen op straat liep. Mijn vader zei: 'Je weet maar nooit wat er met je kan gebeuren.' Die mensen van vroeger voelden schande als een dochter zomaar in verwachting zou raken. Daardoor is mijn vader strenger geworden toen ik ouder werd, en mocht ik niet meer verder studeren.

Wanneer een vrouw bevallen is, dan moet de moederkoek worden begraven op traditionele wijze. Als de baby eruit is, dan geven de vader, de familie en de vroedvrouw applaus. Maar zolang de moederkoek er nog niet uit is, kun je eigenlijk nog niet blij zijn. De moederkoek moet gerespecteerd worden. Zonder dat leeft het kind niet, het is zuurstof voor dat kind. Wanneer de placenta eruit is, dan wordt deze meegenomen naar huis en schoongewassen. Niet alleen letterlijk met water en zeep, maar ook met een gebed. Voordat je dat bloed op aarde laat vallen, vraag je eerst om vergiffenis aan Allah. Na het wassen en bestrooien van de placenta met verschillende kruiden, leg je het met een stukje wit katoen en een blad op een bord. Vroeger werd het niet met een bord gedaan, maar met een bananenstam: een stuk van de bananen- of 'bacove'-boom. Die stam maakte je hol van binnen en je maakt er een deksel op. De vader moet dan een 'slendang' (draagdoek waarin een kind wordt gedragen) nemen, en een 'kupluk' (Javaans hoofddeksel) en een sarong dragen. Dan draagt de vader het bord en een glas water met een 'kembang melaats' (jasmijnbloem). Dan moet de vader een gat graven. Als hij de oproep tot gebed niet kan uitvoeren, kan de hulp worden ingeroepen van de 'dukun' (Javaans genezer, man of vrouw) die de wens uitspreekt dat het kind volgens de islamitische grondslag het rechte pad zal bewandelen en respect en waardering zal hebben voor de ouders. Wanneer het kind een jongen is, dan moet het aan de rechterkant van het huis plaatsvinden. Is het een meisje, dan is het aan de linkerkant. Dat is de traditie.

Date Submitted: 2011-05-03

Dit interview bevat geen datafile met de volledige tekst van het interview. Ook de interviewer en de datum van het interview is niet bekend.

Tot aan 1939 werden circa 33.000 Javanen naar Suriname overgebracht. Na hun contractperiode vestigde de meerderheid zich in Suriname. Slechts een minderheid keerde terug naar Indonesië. De meest beschreven terugkeer is de georganiseerde repatriëring in 1954 van circa 1000 personen naar Indonesië. Deze bestond uit Javaanse ex-contractarbeiders en hun in Suriname geboren (klein)kinderen. Tegen beter weten in kwamen zij niet terecht op Java, maar in Tongar, een plaatsje in West-Sumatra. Daar bleven de meesten niet lang. Hun zoektocht naar een beter leven bracht hen naar andere plaatsen in Indonesië: Pekanbaru, Padang, Medan, Jambi, Jakarta, maar ook opnieuw naar Suriname.Veel minder bekend is de groepsmigratie in 1953 van enkele tientallen Javanen naar het buurland Frans Guyana. Vermoedelijk zijn tot aan het eind van de jaren 60 nog meer personen in groepsverband naar Frans Guyana vertrokken. Tijdens de Surinaamse binnenlandse oorlog weken ook Javanen, vooral vanuit Moengo en Albina, naar Frans Guyana uit. Volgens de Franse bevolkingsgegevens van 2005 wonen momenteel zo’n 1900 Javanen in Frans Guyana.De meest recente omvangrijke landverhuizing van Javaanse Surinamers vond plaats vóór de onafhankelijkheid van Suriname in 1975, dit keer uit Suriname naar Nederland. In de ban van politieke leiders die van mening waren dat de onafhankelijkheid niet goed zou uitpakken voor de positie van de Javanen, vertrokken circa 22.000 Javanen naar Nederland. Onder hen bevonden zich ook degenen die het eerder hadden geprobeerd in Indonesië en in Frans Guyana.Deze meervoudige migratie van de Surinaamse Javanen, is het onderwerp van het levensverhalen project Javaanse Migratie en Erfgoedvorming in Suriname, Indonesië en Nederland. Om van de meervoudige migratiebewegingen en de persoonlijke ervaringen van de Javaanse migranten een helder beeld te krijgen, is een oral history-project opgezet rondom migratie en erfgoedvorming onder de Javanen in Suriname, Indonesië en Nederland.Aan dit project werkten het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) en de Stichting Comité Herdenking Javaanse Immigratie (STICHJI) samen.De interviews zijn te beluisteren op de website van Javanen in Diaspora, de metadata en de samenvattingen van de interviews zijn opgeslagen in EASY.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xxs-k7sk
Metadata Access https://ssh.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-xxs-k7sk
Provenance
Creator Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV); Stichting Comité Herdenking Javaanse Immigratie (STICHJI)
Publisher DANS Data Station Social Sciences and Humanities
Contributor F. Steijlen
Publication Year 2011
Rights DANS Licence; info:eu-repo/semantics/closedAccess; https://doi.org/10.17026/fp39-0x58
OpenAccess false
Contact F. Steijlen (KITLV)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/zip; application/rtf
Size 32727; 29665
Version 2.0
Discipline Agriculture, Forestry, Horticulture, Aquaculture; Agriculture, Forestry, Horticulture, Aquaculture and Veterinary Medicine; History; Humanities; Life Sciences; Social Sciences; Social and Behavioural Sciences; Soil Sciences