SamenvattingTransect heeft in januari 2012 een archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek uitgevoerd naar de - mogelijke - aanwezigheid en verwachte kwaliteit van archeologische waarden aan de Bonrepas 12 te Vlist (gemeente Vlist, provincie Zuid-Holland). Aanleiding voor het onderzoek is het plan om op het perceel achter het woonhuis een tijdelijk baggerdepot in te richten. Het plangebied is circa 25.000 m2 groot. De gemeente Vlist heeft op 16 augustus 2011 de gemeentelijke verwachtings- en beleidsadvieskaart vastgesteld; deze is echter nog niet gepubliceerd. Volgens de al wel gepubliceerde beleidscategorieën in de erfgoedverordening 2011, dient er, gezien de omvang van het plangebied, in ieder geval verplicht archeologisch vooronderzoek te worden uitgevoerd voorafgaand aan de grondroerende werkzaamheden. De maximale vrijstellingsgrens bedraagt namelijk 10.000 m2.Het doel van het archeologisch bureauonderzoek is het specificeren van de archeologische verwachting. Dat wil zeggen het aan de hand van beschikbare en nieuwe informatie over de archeologie, cultuurhistorie, geomorfologie, bodemkunde en grondgebruik, bepalen van de kans dat binnen het plangebied archeologische resten voorkomen. Het doel van het verkennend booronderzoek is het toetsen en waar mogelijk aanvullen van de gespecificeerde archeologische verwachting, door middel van veldwaarnemingen.Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied een hoge archeologische verwachting heeft voor wat betreft vindplaatsen uit het Midden-Neolithicum (4.200 – 2.850 voor Chr.), Laat-Neolithicum (2.850 – 2.000 voor Chr.), Bronstijd (2.000 – 800 voor Chr.), IJzertijd (800 – 12 voor Chr.), Romeinse tijd (12 voor Chr. – 450 na Chr.) en Middeleeuwen (450 – 1500 na Chr.). Het plangebied heeft een lage archeologische verwachting voor wat betreft nederzettingsresten en structuren uit de Nieuwe tijd (1500 na Chr. – heden). Eventueel aanwezige archeologische waarden worden verwacht in zandige overwalafzettingen en kronkelwaardafzettingen. Deze kunnen direct onder het maaiveld liggen.Uit het booronderzoek blijkt dat in het plangebied op een diepte van 70 cm tot 405 cm –mv stroomrugafzettingen voorkomen in de vorm van fijn zandige klei- en zandafzettingen. Alleen in boring 5 ligt het bovenste niveau op 70 cm –mv. In alle andere boringen ligt de top op 104 cm –mv of dieper. Daar komt bij dat de stroomrugafzettingen op het zuidelijke perceel op korte afstand wegduiken naar een diepte van 240 cm –mv en dieper. In de stroomrugafzettingen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. De zandige kleilaagjes in de stroomrugafzettingen bestaan uit matig slappe klei en er zijn ook geen vegetatieniveaus of sporen van bodemvorming in dit pakket waargenomen. De ‘laklaag’ in boring 5 is matig ontwikkeld en houdt waarschijnlijk verband met de boven- dan wel naastgelegen veenlagen.Na de actieve fase van de stroomgordel en verlanding van de geul, maakte het plangebied deel uit van een komgebied en is hier een pakket slappe klei al dan niet met zoetwaterschelpjes in afgezet. Hierop heeft zich een veenpakket ontwikkeld, waarvan de top veraard is en dus aan het oppervlak heeft gelegen. Er zijn hierin echter geen archeologische indicatoren aangetroffen. Tot slot ligt op het veen een circa 40 cm dik pakket omgewerkt klei. De stroomrugafzettingen kunnen worden toegeschreven aan de stroomrug van Lopik.In de boringen zijn geen noemenswaardige archeologische indicatoren aangetroffen, behalve wat houtskoolbrokjes, een fragment roodbakkend aardewerk met loodglazuur en een brokje baksteen in de bouwvoor.AdviesOp basis van het bureauonderzoek en het verkennend booronderzoek kan worden geconcludeerd dat de archeologische verwachting van het plangebied laag is. Bovendien ligt het archeologisch meest relevante niveau dieper dan de voorgenomen ontgrondingsdiepte van 30 cm onder maaiveld. Daarom worden geen vervolgmaatregelen geadviseerd.