Binnen het onderzoeksgebied zijn archeologische resten aangetroffen uit verschillende perioden. De aard,datering en ruimtelijke verspreiding van deze sporen en vondsten hebben geleid tot het definiëren van vier vindplaatsen enigszins verspreid over het onderzoeksgebied. Binnen deze vindplaatsen zijn meerdere chronologische faseringen of deelvindplaatsen aan te wijzen, die gedateerd zijn op basis van het aangetroffen aardewerk in de proefsleuven en sporen. De deelvindplaatsen worden binnen de vindplaatsen onderscheiden om de chronologische dichtheid van de vindplaats als geheel inzichtelijk te maken. In totaal zijn 20 deelvindplaatsen onderscheidden. De deelvindplaatsen bestaan uit nederzettingssporen en vondsten uit de vroeg-neolithicum tot en met de late middeleeuwen en nieuwe tijd, en sporen uit de Tweede Wereldoorlog. De zones die als vindplaats A, B, C en D zijn aangewezen, scoren zowel op basis van de fysieke kwaliteit als inhoudelijke kwaliteit gemiddeld of bovengemiddeld en zijn daarmee behoudenswaardig. Hiermee is een vervolgonderzoek in de vorm van een opgraving gerechtvaardigd, indien deze vindplaatsen niet in situ behouden kunnen blijven.