Nieuw-Namen, Meester van der Heijdengroeve, Hulsterloostraat. Archeologische begeleiding en geologische profielopnamen

DOI

In de Meester van der Heijdengroeve te Nieuw-Namen is de oude profi elwand van een zandgroeve die was volgestort met vuilnis weer vrijgelegd en zowel aardwetenschappelijk als archeologisch gedocumenteerd. De bovenste 50 cm van het profi el van de Meester van der Heijdengroeve te Nieuw-Namen bestaat uit pleistoceen dekzand. Hiervan is de bovenste 40 cm geïnterpreteerd als bouwvoor, een laag die in recente tijd geroerd is. Hieronder bevindt zich een laag van zo’n 10 cm roodbruin zand waarin nog archeologische vondsten aangetroffen zouden kunnen worden. Over het grootste gedeelte van het nieuw aangelegde profi el is deze roodbruine laag niet meer aanwezig, vermoedelijk door aftopping of egalisering van het terrein tijdens of na het gebruik als groeve/vuilstort. In de uiterste zuidwesthoek van het nieuwe profi el lijkt de archeologisch relevante bodemlaag weer in het profi el terug te keren. Op basis van het ontbreken van intacte bodems en sporen in het pleistocene dekzand kan gesteld worden dat het nieuw aangelegde profi el archeologisch gezien geen verwachting meer heeft. Ook zijn er tijdens het onderzoek geen relevante vondsten gedaan. Indien bij toekomstig beheer het profi el verder naar achteren zou worden terug gezet, zouden intacte archeologische niveaus weer in het zicht kunnen komen, zodat dan rekening moet worden gehouden met archeologische resten.In alle beschreven aardwetenschappelijke secties zijn voor het grootste deel strandafzettingen aangetroffen, die worden gerekend tot de Formatie van Oosterhout. Deze heeft zich gevormd in het boven Tertiair, het Plioceen.1 Er bestaat in het gehele pakket overeenstemming in korrelgrootte en afronding en de zanden zijn overal glauconiethoudend (aanwezigheid van een groengekleurde, ijzerhoudende glimmer), wat ook wijst op een kustnabij, marien milieu. De goede sortering, schelpinhoud en gelaagdheid wijzen op een afzetting op een strand in de golfoploop/afl oop zone. Zowel lateraal als verticaal gaat het dus om eenzelfde type sedimentatiemilieu. Wel zijn er verschillen in de mate van rijkheid in fossielinhoud. Over het algemeen is de preservatie van fossiel (schelp)materiaal en horizontale gelaagdheid in het sediment het beste onderin de profi elwand. Ook lateraal zijn er verschillen: in de secties 1B, 3B en 4 zijn de lagen met fossiel schelpmateriaal en verschijnselen van bioturbatie beter te bestuderen dan in sectie 2 en 5C. De oorzaak hiervoor is gelegen in de mate waarin bodemvormende processen, na afzetting, hebben ingewerkt op het sediment. Hierbij valt te denken aan ontkalking waardoor schelpmateriaal (grotendeels) wordt opgelost. Ook oxidatie van het ijzer (door verwering van glauconiet) kan lagen met bioturbatie (aanzienlijk) vervaagd hebben. Een grotere invloed van bodemvormende processen uit zich in het profi el doorgaans in een sterkere mate van verkitting en in een meer (donker)bruine kleur. Ook de steenbanken worden opgevat als een secundair bodemkundig verschijnsel als gevolg van inspoeling en verkitting. Wellicht dat de harde steenbank direct boven sectie 1B, 3B en 4 de onderliggende wand met fossielinhoud beter heeft beschermd, waardoor de preservatie van de fossielen in deze zone hier relatief het best is (zie dwarsprofi el in bijlage 2). Aan de bovenkant van de Formatie van Oosterhout bevindt zich een dunne breccielaag met schelp- en kalkconcreties , die een zeer groot hiaat (missende tijd) van enkele miljoenen jaren voorstelt. In deze tijd is de heuvel de Kauter, waarin de Meester van der Heijdengroeve zich bevindt, gevormd als een erosie restheuvel waarbij de harde, met ijzer verkitte zandsteenbanken als bescherming tegen erosie hebben gewerkt. Dit zou ook impliceren dat de met ijzer verkitte zandsteen in het Plioceen of Vroeg-Pleistoceen is gevormd. De bovenste delen van de secties 1A, 3A, en 5A worden geïnterpreteerd als eolische afzettingen (dekzanden) en/of fl uvioperiglaciale zanden,die worden gerekend tot de Formatie van Boxtel. Deze afzettingen hebben zich gevormd in het Pleistoceen, aan het einde van de laatste ijstijd, het Laat-Glaciaal in het Weichselien.2 Het gaat in alle gevallen slechts om een dunne laag zand van enkele decimeters. De Formatie van Boxtel (Pleistoceen) is in een aantal gevallen gemakkelijk te onderscheiden van de onderliggende Formatie van Oosterhout (Plioceen) door het voorkomen van een laag schelpenbreccie op de laagovergang. Deze laag is het best waargenomen in sectie 1. Lithologisch gezien uit het onderscheid zich vooral door het ontbreken van mariene fossielen en een relatieve aanrijking in de grove fractie van het zand. Verder is het zand doorgaans iets slechter gesorteerd en minder goed afgerond dan de onderliggende strandafzettingen. Vermoedelijk gaat het om zowel van ver als lokaal aangevoerd zand. Gelijktijdig of voorafgaand aan de afzetting van de Formatie van Boxtel hebben zich vanaf het pleistocene niveau onder periglaciale omstandigheden vorstspleten ontwikkeld die tot diep in de met ijzer verkitte zandsteenbanken reiken.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-z9c-fwsm
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-z9c-fwsm
Provenance
Creator M. van der Glind
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor K.H.J. Pepers; M. Kalshoven (BAAC bv); S. Kluiving (BAAC bv); C. Kasse; R.A. Lelivelt; S.R. Troelstra; L.A. Tebbens (BAAC bv); BAAC bv
Publication Year 2016
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact K.H.J. Pepers (BAAC bv)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf; text/xml; image/jpeg
Size 16640440; 7835; 38771; 164582; 12370; 9834; 10064; 11595; 11852140; 15275889; 10506; 87650; 2896230; 3254135; 3111859; 3035987; 2672575; 2966672; 3021997; 3163876; 3199867; 2969524; 2701552; 2876999; 3121784; 2802288; 3131481; 2580092; 2662432; 2959010; 2770149; 2603533; 2939942; 2761296; 2954033; 2930414; 2989850; 3008577; 2938584; 2899352; 2828619; 2925181; 2944048; 2955449; 2551567; 2847000; 2966442; 2884843; 2582442; 2938902; 2583020; 2679227; 3053039; 3074750; 3061356; 2989371; 2957266; 2956192; 2915407; 2894925; 2658714; 2849939; 3235718; 3079194; 2861389; 3071889; 2989261; 2831361; 3313347; 3264395; 3312084; 2862131; 3224918; 3269260; 3203312; 2999418; 3011675; 3128275; 2991101; 3230419; 3051950; 2643452; 2697948; 2593221; 2622251; 2593770; 3186058; 2761460; 2607985; 2967460; 3124340; 3096187; 4499
Version 2.0
Discipline Humanities