Tijdens de opgraving en begeleiding aan de Bosweg zijn uitsluitend grondsporen uit de nieuwe tijd gevonden. Daarbij gaat het vermoedelijk om rabatgreppels die die op zijn vroegst uit het einde van de 18e eeuw stammen maar wellicht jonger zijn. Ook het uit de opgraving en begeleiding afkomstige vondstmateriaal dateert niet van voor de nieuwe tijd. Hieruit kan worden geconcludeerd dat in de werkputten geen resten van het vermoede Romeinse aquaduct zijn aangetroffen. Zoals eerder gesteld heeft op de plek waar het tracé van het aquaduct de Bosweg kruiste vermoedelijk een lage dam gelegen waarop de waterleiding naar de legerplaats van het Tiende Legioen Nijmegen heeft gelegen. Deze dam is tijdens de aanleg van de Bosweg geheel vergraven waardoor daarvan in het cunet van de weg geen resten zijn aangetroffen. Ten zuidoosten van de Bosweg is de V-vormige greppel ter plaatse van park Mariënboom die aan het aquaduct gerelateerd wordt tussen de proefsleuven 3 en 4 van Schut duidelijk te zien. Naar de Bosweg toe wordt het reliëfverschil van het maaiveld al snel kleiner. Direct ten oosten van de Bosweg is op dezelfde lijn nog wel een reliëfverschil waarneembaar. Het heeft er alle schijn van dat het nu in gebruik zijnde pad de bovenzijde is van een geërodeerde, lage dam. In dezelfde figuur is ten westen van de Bosweg het verlengde van deze dam in noordelijke richting (naar de Broerdijk toe) ook zichtbaar. Deze lage dam is de verbinding tussen de V-vormige greppel en de Broerdijk. Het is dus aannemelijk dat vanwege het verschil in reliëf ergens in het tracé van Mariënboom naar het terrein direct ten westen van de Bosweg de V-vormige greppel, waarin de waterleiding heeft gelegen, overging in een dammetje waarop de waterleiding verder liep. Ter plaatse van de Bosweg zou in dit geval geen sprake zijn van een ingegraven greppel, maar juist van een ophoging, maar deze ophoging is tijdens de aanleg van de Bosweg geheel geëgaliseerd. De onderkant van de greppel die in Mariënboom is vastgelegd bevindt zich in het dichtstbijzijnde profiel 4 op 55,88 m +NAP en in het meer naar het oosten gelegen profiel 3 op 56,18 m. Beide profielen liggen ongeveer 200 m uit elkaar. Het verval is ca. 15 cm per 100 m. Het hoogst aangelegde vlak in werkput 1 in de Bosweg ter plaatse van de kruising met het tracé van het aquaduct bevindt zich op ca. 54,40 m +NAP. Rekening houdende met het verval zou de bovenzijde van de aangelegde dam op deze plek op ongeveer 55,66 m+ NAP gelegen moeten hebben. De bovenzijde van de dam zou dan ongeveer 1 m boven het wegdek van de Bosweg moeten hebben gelegen. Uit de ingemeten hoogteraaien ten westen van werkput 1 is geconstateerd dat de bovenzijde van de (geërodeerde/enigszins vergraven) dam ten westen van de Bosweg tot een hoogte van ca. 55,30 m +NAP bewaard is gebleven. Het huidige maaiveld ter hoogte van de Broerdijk ligt op ca. 55 m +NAP. Uit de hoogtematen mag afgeleid worden dat de V-vormige greppel in Mariënboom, de lage dam aan weerszijde van de Bosweg en de Broerdijk onderdeel geweest kunnen zijn van het tracé van het vermoede aquaduct, en dat de dam ter hoogte van de Bosweg geheel is vergraven.

Date: 2015-05-20 (startdatum)

Date: 2015-06-19 (einddatum)