In opdracht van Crevasse Advies en Smals Bouwgrondstoffen BV heeft het onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (karterende fase) uitgevoerd in het plangebied De Riet te Beers. De aanleiding voor dit onderzoek is het verkrijgen van een ontgrondingsvergunning bij de provincie Noord-Brabant in het kader van grondstofwinning door de firma Smals Bouwgrondstoffen bv. Eén van de voorwaarden is dat het plangebied gevrijwaard is van archeologische waarden. Op de gemeentelijke verwachtingskaart1 staat het plangebied aangegeven als een gebied met een archeologische waarde V. Dit betekent dat als er bodemverstoringen gaan plaatsvinden over een oppervlakte van meer dan 2500 m2 er een archeologisch bureauonderzoek en veldverkenning door middel van boringen noodzakelijk is. De minimale bodemverstoring bij de geplande ontgrondingen wordt verwacht op circa 20 m -mv (beneden maaiveld), waarbij dus een gerede kans bestaat dat eventueel aanwezige archeologische waarden verstoord of vernietigd worden.Op grond van de conclusies uit het rapport adviseert BAAC bv om bodemverstorende ingrepen in het gehele plangebied te vermijden. Indien het plangebied tot de voorgenomen diepte (minstens 20 m beneden maaiveld) ontgrond zal worden, dan is een archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk in de vorm van een karterend booronderzoek dat geschikt is voor het opsporen van steentijdvindplaatsen voor de hoger gelegen ruggen binnen plangebied met uitzondering van het gebied ten oosten van de Wielweg (circa 8,7 ha; Bijlage 9). Het karterend booronderzoek dient geschikt te zijn voor het karteren van jager-verzamelaarskampementen in voornamelijk kleiige en lemige afzettingen (boorgrid 17x20 m, boordiameter 12 cm45).Voor de vindplaatsen 1 tot en met 6 (1,45 ha) - met uitzondering van het gebied ten oosten van de Wielweg - geldt dat bij bodemverstorende ingrepen een waarderend proefsleuvenonderzoek noodzakelijk is, waarbij tenminste 5% van het areaal van de vindplaatsen vlakdekkend wordt onderzocht. De nadruk bij het proefsleuvenonderzoek dient te liggen op de zes vindplaatsen langs het historische wegenpatroon.Indien blijkt dat er aanwijzingen zijn voor nederzettingen, grafvelden en/of huisplaatsen dan verdient het aanbeveling om de direct aangrenzende lager gelegen geulen met een middelhoge verwachting mee te nemen in het proefsleufonderzoek teneinde dumpplaatsen vroegtijdig op te sporen.Het gebied ten oosten van de Wielweg is recentelijk verstoord en heeft derhalve een lage archeologische verwachting op het aantreffen van archeologische resten 'in situ'. Ter plekke van dit deel van het plangebied is een vervolgonderzoek niet noodzakelijk (circa 0,75 ha, bijlage 9).