Het graven van de proefput op het terrein tussen de Nieuwe Ubbergseweg en de Rijksstraatweg te Ubbergen had als doel het in kaart brengen van de harde laag die tijdens het voorafgaande booronderzoek was aangetroffen over een lengte van minimaal 550 m en een breedte van 20 m op een diepte van 5,5 tot 6,0 m +NAP. In de boringen zijn op deze diepte stukjes houtskool, Romeins baksteen, en op een groot aantal plekken ook Romeins aardewerk gevonden. Vermoed werd dat het bij deze harde laag om een kadeconstructie uit de Romeinse tijd zou gaan. Op basis van de uitkomsten van het onderhavige onderzoek dient een conclusie te worden getrokken of het terrein in aanmerking komt voor de voordracht tot UNESCO-Werelderfgoed. Tijdens het graven van de proefput is geen door mensen aangebrachte verharde laag gevonden die in verband kan worden gebracht met een kade. Wel werd op dezelfde diepte als de eerder gezette boringen gestuit op een ondoordringbaar grindpakket uit het laat-Pleistoceen. Bovenin dit grindpakket is een dunne grindlaag met vondstmateriaal uit de Romeinse tijd aangetroffen dat qua samenstelling vergelijkbaar is met het materiaal uit de boringen. Het lijkt er vooralsnog op dat het hier om een grotendeels verspoelde vondstlaag uit de Romeinse tijd gaat. Een tweede aanwijzing voor erosie van het terrein is het spaarzame aantal vondsten uit de vroege middeleeuwen. Mogelijk is het gebied ergens aan het einde van de vroege of het begin van de volle middeleeuwen geërodeerd, waarbij die erosie wellicht samenhangt met extreem hoogwater. Alhoewel de resultaten met het oog op de aanwezigheid van een Romeinse kade wellicht tegenvallen, heeft het onderzoek wel aangetoond dat zich in de ondergrond een dik pakket uit de volle middeleeuwen bevindt, dat waarschijnlijk in drie fasen te onderscheiden is. Vanwege de zeer geringe omvang van de proefput en de lastige graafomstandigheden in verband met de veiligheid is de informatie die het onderzoek heeft opgeleverd te marginaal om het precieze karakter van deze vondstlagen te bepalen. Binnen de proefput zijn geen grondsporen waargenomen, maar gezien de relatief grote hoeveelheid vondsten en het brede scala aan vondstcategorieën is de kans op grondsporen in de directe omgeving aanzienlijk. Om de middeleeuwse vindplaats beter in kaart te brengen dient het onderzoek echter beduidend grootschaliger te worden aangepakt. Veiligheidshalve zijn de meeste waarnemingen nu vanaf de rand van de proefput gedaan.Op basis van de huidige informatie kan worden gesteld dat zich in de ondergrond weliswaar een laag uit de Romeinse tijd bevindt, maar dat het hier om een verspoelde vondstlaag gaat. Van de restanten van een Romeinse kade is hier in ieder geval geen sprake. Het voordragen van het terrein voor de status van UNESCO-Werelderfgoed is vooralsnog dan ook niet aan de orde.