Artefact! heeft in samenwerking met Deltares in januari tot maart 2016 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor een plangebied van circa 95 ha. in de Meeuwenduinen en Domaniale Bossen op de Kop van Schouwen (gemeente Schouwen-Duiveland). Dit plangebied is geheel gelegen binnen een beschermd terrein van zeer hoge archeologische waarde. Het bevoegd gezag voor dit archeologisch monument is het Ministerie van OC&W, geadviseerd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.Aanleiding voor het bureauonderzoek is het voornemen van de provincie Zeeland om in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstofdepositie (PAS maatregel) de dynamiek van de duinen te herstellen en bevorderen. Hiervoor zullen in de Meeuwenduinen bij deze zeereep twee windgaten (kerven) aangelegd worden. In het duingebied oostelijk daarvan zal geklepeld (verwijderen begroeiing) en geplagd worden. In de zuidelijk daarvan gelegen Domaniale Bossen zal ontbost worden. Bij deze werkzaamheden zijn de volgende bodemingrepen voorzien: noordelijke kerf: tot max. 6 m +NAP; zuidelijke kerf: tot max. 6 m +NAP; klepelen: geen; plaggen en klepelen plus: tot max. 0,10 m –mv, incidenteel zeer plaatselijk tot max. 0,30 m –mv; ontbossen: 0,25 m –mv, zeer lokaal, uitsluitend ter plaatse van de stobben wordt gefreesd (wortels blijven achter). Na uitvoering van de werkzaamheden t.b.v. de PAS maatregel zal de duindynamiek (verstuiving) toenemen, waardoor niet alleen door de directe ingrepen, maar door de lange termijn effecten daarvan archeologische waarden bedreigd kunnen worden. Het bureauonderzoek is gericht op het bepalen voor welke werkzaamheden van de PAS maatregel een archeologische Monumentenvergunning vereist is en welke voorwaarden verbonden zijn aan het verkrijgen van een vergunning.Op basis van de beschikbare geologische, (spaarzame) historische en de archeologische gegevens is in het archeologisch bureauonderzoek een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Hierin is vastgesteld dat voor het Paleolithicum tot en met de Midden-Bronstijd geen verwachting geldt op het aantreffen van vindplaatsen in het plangebied. De geologische eenheden (Laagpakket van Zandvoort en Laagpakket van Wormer) waarop deze vindplaatsen aanwezig kunnen zijn geweest, zijn niet meer intact in de ondergrond aanwezig. Voor de Late Bronstijd tot en met de Late IJzertijd geldt een hoge verwachting in de Oude Duinzanden. Voor de Romeinse geldt een middelhoge verwachting, eveneens in de Oude Duinzanden. Voor de Vroege en Volle Middeleeuwen geldt een hoge verwachting in de Oude en Jonge Duinzanden; voor de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd geldt een hoge verwachting in de Jonge Duinzanden. De aard van de aan te treffen vindplaatsen (vondstcomplexen) is periodeafhankelijk.De vindplaatsenkaarten geven aan dat archeologische waarden binnen het gehele plangebied voor kunnen komen. Met name prehistorische (Late Bronstijd t/m Late IJzertijd) als middeleeuwse vondsten kunnen in overvloed aangetroffen worden. Het archeologisch potentieel wordt bepaald door de hoogteligging van de duinvalleien in combinatie met de afstand tot de zee en daarmee de eertijdse erosiegevoeligheid voor (meervoudige) verstuiving. Om dit in beeld te brengen is het plangebied verdeeld in vijf hoogteklassen met bijbehorend archeologisch potentieel: - Dieper dan 3 m + NAP: middelhoge verwachting - Tussen 3,1 en 4 m + NAP: hoge verwachting - Tussen 4,1 en 5 m + NAP: hoge verwachting - Tussen 5,1 en 6 m + NAP: middelhoge verwachting - Hoger dan 6 m+ NAP: lage verwachting