Groningen Meerstad, Woldmeer Oost Z.Z., vindplaatsen 76, 82 en 96. Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek, waarderende fase.

DOI

Door De Steekproef bv is een waarderend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd op de vindplaatsen 76, 82 en 96 in Woldmeer Oost Z.Z. in Meerstad, gemeente Groningen. Dit onderzoek vond plaats naar aanleiding van de resultaten van in 2006/2007 door ARC bv uitgevoerd inventariserend veldonderzoek. In het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel is uitgegaan van een hoge verwachting voor resten uit de ijzertijd tot en met de vroege middeleeuwen op vindplaats 76, een hoge verwachting voor resten uit de steentijd en de ijzertijd tot vroege middeleeuwen op vindplaats 82 en een hoge verwachting voor resten uit de steentijd voor vindplaats 96. Op deze laatste vindplaats werd tevens een pingoruïne verwacht. Om het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel te toetsen zijn op elk van deze drie plangebieden karterende boringen geplaatst en is op de vindplaatsen 76 en 96 tevens een respectievelijk volledige en gedeeltelijke oppervlaktekartering uitgevoerd. Op vindplaats 82 was dit ten tijde van het onderzoek niet mogelijk door de bedekking met nagenoeg volgroeide aardappelplanten. In het totaal zijn 87 boringen gezet. De resultaten van het booronderzoek laten zien dat op en rond elk van de drie vindplaatsen verbruining en/of podzolvorming heeft plaatsgevonden voorafgaande aan de veenvorming. Tevens laten de boringen zien dat op elk van de drie vindplaatsen nog resten van het veen aanwezig zijn. Op de vindplaatsen 76 en 82 is dit veen zelden dikker dan enkele decimeters. Op vindpaats 96 is dit veen, met name ten noorden van de eigenlijke vindplaatslocatie, aanmerkelijk dikker. Hier is onder de bouwvoor een ongeveer zestig centimeter dik pakket veen aanwezig met daaronder een plaatselijk ruim anderhalve meter dit pakket dat afwisselend bestaat uit laagjes zand en veen. Dit pakket lijkt ontstaan te zijn ten gevolge van veenvorming in een laagte die regelmatig vol stoof met zand. Mogelijk betreft het een voormalige uitstuivingslaagte waarin vervolgens veenvorming optrad terwijl vanuit de omgeving stuifzand aangevoerd bleef worden. Vergelijking met gegevens van het Dino-loket lijken dit te bevestigen. Op de delen van deze locatie met zand nabij het maaiveld, zijn ondanks het uitvoeren van megaboringen en het zeven van het hiermee opgeboorde zand geen relevante archeologische indicatoren gevonden. Tijdens de hier uitgevoerde oppervlaktekartering is slechts bemestingsafval waargenomen, waaronder één scherf terpenaardewerk. In de top van het dekzand zijn geen archeologische indicatoren gevonden; zelfs houtskooldeeltjes, die gewoonlijk in een ruime spreiding rond steentijdvindplaatsen voorkomen, ontbreken volledig. Ditzelfde geldt voor vindplaats 82; ook hier heeft het booronderzoek geen relevante archeologische indicatoren opgeleverd. Op vindplaats 76 is in de bouwvoor van twee boringen een scherf kogelpotaardewerk gevonden. Tijdens een hier uitgevoerde oppervlaktekartering zijn nog negen scherven kogelpotaardewerk aangetroffen, alsmede vijf scherven terpenaardewerk. Zowel de scherven terpenaardewerk als de scherven kogelpotaardewerk zijn met name gevonden binnen de op Figuur 6 weergegeven grijze vlek.Selectieadvies (KNA 4.0 VS07) door drs. R.P. Exaltus, senior KNA-prospectorOp en rond de vindplaatsen 82 en 96 geven de resultaten van het onderzoek geen aanleiding tot het adviseren van archeologisch vervolgonderzoek. Archeologische indicatoren ontbreken hier of zijn door bemesting op de akker terechtgekomen. De met veen gevulde laagte ten noorden van vindplaats 96 lijkt geen pingoruïne te zijn maar een uitstuivingsbekken. Op vindplaats 76 zijn elf scherven kogelpotaardewerk gevonden alsmede vijf scherven terpenaardewerk. Deze komen met name voor in een zone rond de boorpunten 7, 8, 11, 12 en 13. Boring 12 ligt op de locatie van de oorspronkelijke vindplaats die aanleiding gaf tot de uitvoering van het voorliggende onderzoek. Hoewel duidelijk is dat ook op deze vindplaats aardewerk is aangevoerd in de vorm van bemestingsafval ligt het niet voor de hand dat hierbij scherven terpenaardewerk en scherven kogelpotaardewerk zijn aangevoerd. Wel zouden deze eventueel kunnen zijn aangevoerd tijdens bemesting met terpaarde. In dat geval zou naar verwachting echter een meer uniforme verspreiding van het materiaal hebben plaatsgevonden. Vooralsnog lijkt het derhalve niet gerechtvaardigd om er zonder meer vanuit te gaan dat de aangetroffen kogelpotscherven en scherven terpenaardewerk van elders zijn aangevoerd en moet er rekening mee worden gehouden dat in de ondergrond mogelijk sporen uit de periode ijzertijd tot middeleeuwen aanwezig zijn. Om deze reden verdient het aanbeveling om graafwerkzaamheden op vindplaats 76 archeologisch te laten begeleiden of vooraf te laten gaan door een proefsleuvenonderzoek. Het is aan de bevoegde overheid om te besluiten of zij dit advies overneemt.De gemeente Groningen heeft op 11 augustus 2017 besloten dit selectieadvies te volgen.

2017-06/05

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zmn-khtd
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-zmn-khtd
Provenance
Creator R. Exaltus
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor De Steekproef
Publication Year 2017
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact De Steekproef (De Steekproef bv)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf; text/xml
Size 7118161; 11066; 9958; 913; 10886
Version 1.0
Discipline Humanities